179
dien leiden moet tot de vorming van een oordeel, dat, op gebrekkige
gronden berustende, in meerdere opzichten onjuist en onbillijk zal moeten
heeten. Wil men, dat eene dergelijke studie zoo vruchtdragend mogelijk
zij, dan zal men noodwendig den weg moeten volgen, door den Heer
Nypels bij de samenstelling van bet vóór ons liggende werk bewandeld.
Uit den aard der zaak veroorlooft de beschikbare ruimte ons niet, den
schrijver in al zijne beschouwingen te volgen, zoodat wij ons ertoe zullen
bepalen, slechts enkele punten, welke meer in 't bijzonder onze aandacht
trokken, aan een bespreking te onderwerpen. Hieruit mag intusschen
niet de gevolgtrekking worden gemaakt, dat andere beschouwingen, welke
met stilzwijgen worden voorbijgegaan, in mindere mate de aandacht zou
den verdienenverreweg de meeste hunner toch kunnen, ook al mocht
men des schrijvers zienswijze niet in alle opzichten deelen, door hun in
houd ten volle aanspraak op de belangstelling des lezers doen gelden.
In de eerste plaats dan een enkel woord naar aanleiding van de critiek
op de bladzijden 97 99 van het le. Deel uitgeoefend met betrekking
tot de wijze, waarop den 17en Juli 1821 de aanval op de hoofdplaats Tanet-
te door de colonne de Stuers heeft plaats gehad. Het komt ons n.l. voor, dat
daarbij, evenals trouwens in de beschouwingen op blz. 32 van „De Balische
expedition", wellicht in strijd met 's schrijvers bedoeling, nog te veelde
nadruk wordt gelegd op de voordeelen, aan den aanval over open terrein
verbonden, hetgeen niet anders te verklaren is dan door het te breed
uitmeten van de nadeelen, welke uit het gebruik maken van bedekt ter-
ren als naderingsweg voortvloeien. Liever hadden wij dit betoog in
anderen vorm gesteld gezien, te meer, daar uit hetgeen op pag. 118 met
betrekking tot den tweeden mislukten aanval op Soeppa 14 Augustus
1824 wordt opgemerkt, moet worden afgeleid, dat de schrijver irtbeyinsel
een tegenstander is van den aanval over open terrein en dezen, tenzij
noodgedwongen, slechts wenscht toegepast te zien tegenover een inland-
schen vijand, die slecht van vuurwapenen is voorzien. Geheel onderschrij
ven wij de daar ter plaatse uitgesproken meen in g, dat men, zeer tot onze
schade, in Indië vaak te angstvallig geschroomd heeft van het bedekte
terrein partij te trekken, om den vijand de gelegenheid te ontnemen onze
troepen belangrijke verliezen toe te brengenen, zoo iets in staat mocht
zijn, helder in het licht te stellen, welke enorme voordeelen de aanvaller
kan verkrijgen door zoo gedekt mogelijk op te marcheeren, dan is dit
voorzeker de schitterende uitslag der operatiën op den 26en en 27enJuni
1825, in 20 van het 2e. Deel beschreven, toen hetzelfde Soeppa, waar
voor de onzen in 1824 tot drie malen toe gevoelig het hoofd gestooten
hadden, met zeer geringe verliezen genomen werd.
Op pag. 113 wordt, naar aanleiding van het voorgevallene bij den eer-