- 3
Uit dit overzicht komen we derhalve tot het verrassende re
sultaat, dat de Infanterie van ons leger telt:
640 korporaals en,
1506 onderofficieren.
Ra-ra, hoe gaat dat? Hoe kunnen uit 640 korporaals zooveel
onderofficieren geboren worden? Dit zal voor een ieder wel
een raadsel blijven: op 1 korporaal 2,35 onderofficier.
Het Officiersboekje telde op 1 Januari j.l.
192 2e luitenants,
409 le luitenants,
238 kapiteins,
26 majoors,
24 luitenant-kolonels,
6 kolonels,
3 generaal-majoors,
2 luitenant-generaals,
d.z. 834 subaltern officieren en 61 hoofd- en opper officieren. In
dezelfde verhouding als korporaals en onderofficiex-en, zou voor
het officierskorps de verhouding moeten zijnop 834 subaltern
officieren 1960 hoofd- en opperofficieren of 32 maal zooveel als
thans. Wat een promotie zou dat geven; om van te watertanden;
men kreeg majoors in de slendang.
Verder commentaar geheel overbodig; blijft die wanverhouding
tusschen het aantal korporaals en dat der onderofficieren bestaan,
het zal ten eeuwigen dage een gescharrel blijven om ons Euro-
peesch kader voltallig te krijgen, maar lukken zal het nooit.
Maken we eene dergelijke berekening aan de hand van A. O.
52 van '90 met betrekking tot het Inlandsche element der In
fanterie, dan vinden we:
1077 niet-Europeesche korporaals en
899 niet-Europeesche sergeanten 1) alzoo op 1 korporaal 0,83
sergeant.
Waarom deze verhouding zoo geheel anders dan bij de Euro
peanen? Het vrijwel voortdurend voltallig zijn van het Inland
sche kader bewijst, dat deze verhouding steekhoudend genoemd
mag worden. Voor de Europeanen zou zij waarschijnlijk echter
1) Hierbij, evenals bij de voorgaande tabel, hebben we aangenomen, dat de fouriers
•allen Europeanen zijn, wat, op eene enkele uitzondering na, ook het geval is.