180 sten aanval op Soeppa op den 5en Augustus 1824, naar onze meening on verdiende hulde gebracht aan het eigenmachtig optreden van den 2en Lui tenant Banff, hetgeen te meer bevreemding moet wekken, waar de schrij ver zelf vooraf den juisten weg aangeeft, die door dezen officier had be lmoren te worden ingeslagen. Door te handelen, zooals hij deed, gaf hij zeker blijk van voortvarendheid en moed; maar het beleid, dat van een officier gevorderd moet worden, zoeken wij daarbij tevergeefs. Boven dien behoort in het oog gehouden te worden, dat zijne opdracht hem naast het verkennen van het terrein, ook, en wel in de eerste plaats, het dekken der landing voorschreef; dat, voor dit laatste oogmerk het bezet houden van de heuvels in de onmiddellijke nabijheid van het landingspunt dringend werd vereischt, en dat dus de luitenant Banff, door met zijne zwakke afdeeling van 30 man naar het ruim 600 M. verwijderde Soeppa op te rukken, zonder eenige noodzaak in strijd handelde met de hem gegeven bevelen. Niet gaarne zouden wij eene dergelijke handel wijze onzen jongeren kameraden als een navolgenswaardig voorbeeld aanprijzen; veeleer kan zij naar onze meening strekken als eene illustratie van datgene, wat onder misplaatst initiatief moet worden verstaan. Blijkens het medegedeelde op blz. 115 werd na den tweeden mislukten aanval op de hoofdplaats Soeppa, aan den vorst van dat rijkje door be middeling van den prins van Barroe ondershands de raad gezonden, zich te onderwerpen. Gaarne hadden wij dit punt, dat door den schrijver verder met stilzwijgen wordt voorbijgegaan, in nadere beschouwing ge nomen gezien, waarbij dan in het bijzonder de aandacht gevestigd had dienen te worden op het allerongelukkigste tijdstip, dat hier gekozen werd, om met het hoofd van verzet in nader contact te komen. Der gelijke pogingen toch beloven slechts dan resultaat, wanneer onze vijand door de hem toegebrachte slagen tot het besef van eigen minderheid is gebracht; is echter aan deze voorwaarde niet voldaan, dan zullen zij door hem niet onwaarschijnlijk als eene uiting van zwakheid worden beschouwd en zal hij juist daarin eene aansporing te meer vinden, om krachtig in zijn verzet te blijven volharden. Het antwoord van den vorst van Soeppa is in dit opzicht teekenendzooals te verwachten was werd de hem gegevan raad hooghartig afgewezen Ten slotte zij, voor zooveel het le Deel betreft, nog de aandacht gevestigd op de eerste alinea van pag. 119, onder opmerking, dat de daarin vervatte beschouwingen, betreffende den aanval van de compagnie, na de ver schijning van het nieuwe Reglement op de exercitiën der infanterie hun actueel belang verloren hebben. Waar de schrijver in het eerste hoofdstuk van het 2e deel de instructie voor den opperbevelhebber der expeditie naar Boni bespreekt, moet ons

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 200