- 4 nog niet voldoende blijken door het grootere verloop onder de Europeanen, vooral na eenige meerdere jaren dienst in de tropen,, gelijk ons kader er gewoonlijk reeds ettelijke achter den rug- heeft. M. i. zou het dan ook niet al te ver van de waarheid zijn, indien die verhouding voor het Europeesche kader werd vast gesteld op 1: 0,75. Het aantal Europeesche korporaals zal dus enorm moeten worden uitgebreid, wat wel in de eerste plaats gevonden moet worden in de, ik zou bijna zeggen door alle Infanterie-officieren gewenschte, wederinvoering van de Europeesche korporaals bij de niet-Europeesche compagnieën van de veld bataljons, alzoo weder terugkeeren tot den vroegeren, eens verworpen, toestand, waardoor het gehalte van het Europeesche kader, vooral met betrekking tot zijne bruikbaarheid tegenover het inlandsche element, belang rijk zou verbeteren. De meeste Europeesche sergeanten kunnen zich slechts zeer gebrekkig in het Maleisch verstaanbaar maken en vele kleine perkara's bij de inlandsche compagnieën zouden tot het verleden blijven behooren, indien hierin verandering ten goede kwam, niet alleen in het belang der krijgstucht, maar ook billijkheidshalve, omdat het thans herhaaldelijk voorkomt, dat een inlandsch fuselier misslagen begaat ten gevolge van het niet-begrijpen van hem in onbegrijpelijke brabbeltaal gegeven orders. Het aantal Europeesche sergeanten zou bij de inland sche compagnieën dan weder teruggebracht kunnen worden tot 6 en dat der Europeesche korporaals gesteld moeten worden op 8, waarmede zuinigheidshalve eene evenredige vermindering van het inlandsche kader gepaard zou kunnen gaan. Wel zou daarmede de kwestie nog op verre na niet zijn op gelost, daar het getal onderofficieren zou teruggebracht zijn tot. 1402, terwijl het aantal korporaals nog slechts zou geklommen zijn tot 1056, welk getal in verband met de zooeven aangeno men verhouding 1868 zou moeten bedragen, maar erkend moet worden, dat reeds veel zou zijn gewonnen. Het verdere moet gezocht worden in eene hernieuwde reorga nisatie van de garnizoenstroepen. Welke die echter moet zijn,, is met een paar woorden moeilijk vast te stellen, omdat zij afhankelijk is van tal van kleine factoren, die van verre moei lijk alle in rekening gebracht kunnen worden. Evenwel geloo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 20