192
pende infanterieën van het Nederlandsche en van het Neder-
landsch-Indische leger, in den strijd tegen den buitenlandschen
vijand, thans op dezelfde wijze zal worden gevoerd; het inlas-
schen aan het slot van laatstgenoemd hoofdstuk van: „Wen
ken voor het gevecht tegen den inlandschen vijand", aange
vende welke wijzigingen de voor het gevecht tegen den buiten
landschen vijand geformuleerde regels tegen den inlandschen kun
nen en moeten ondergaanten laatste het doen vervallen in de
andere hoofdstukken, speciaal het IIe, IIIe en Ve, van verouderde
en nuttelooze- en het invoegen van talrijke, met de eischen der
werkelijkheid rekening houdende, vormen en bewegingen.
De erkentelijkheid hierboven uitgedrukt zal ons echter niet
doen volstaan met een enkel woord van lof, doch zal veeleer
eene aanleiding zijn, om het geheel nader in beschouwing te
nemen en, waar noodig, de aandacht te vestigen op zwakke pun
ten en fouten. Daarom worden, om later te ontvouwen redenen,
in de allereerste plaats enkele bladzijden gewijd aan het VP
Hoofdstuk, dat in zijn dubbelen vorm, met de afwijkingen tegen
over den inlandschen vijand, als onmisbaar en onvermijdelijk
aanhangsel van de tactische regels voor het gevecht tegen den
buitenlandschen tegenstander, moet toegejuicht worden als een
stevige basis voor een doelmatig oefeningsstelstel, eene eerste,
zoo niet magistrale, dan toch zeer verdienstelijke schrede op de
baan eener oordeelkundige opleiding van de infanterie.
In het gedeelte van dit hoofdstuk, behandelende de bestrijding
van den buitenlandschen vijand, wordt op logische wijze het
karakter van het moderne infanteriegevecht uiteengezet. De
punten 337 en 338 geven in het algemeen aan in welke orde op
het gevechtsveld zal worden opgetreden, terwijl punt 339, zij
het ook, dat hieraan nog heel wat valt toe te voegen, zeer juiste
begrippen huldigt, omtrent den vorm, waarin gesloten afdee-
lingen zich bewegen. Wij hadden hier echter meer verwacht, met
name, dat het reglement zich minder zou hebben beperkt ten aan
zien van de wijzigingen, die door 's vijands vuur en door den aard
van het te doorloopen terrein noodzakelijkerwijze werden gebracht
in den tot op zekeren afstand van den vijand algemeen gangba
ren vorm, de flankcolonnes met meer of minder groote tusschen-
ruimten tusschen de afdeelingen wij hadden ook gehoopt, dat het