193 eene enkele aanwijzing zou gegeven hebben aangaande het gebruik der ontwikkelde linie ook door afdeelingen, die nog niet aan het vuurgevecht deelnemen. Ook voor wat de gevechtsleiding betreft, plaatst het reglement zich in punt 346 en voor de vuurleiding in de punten 355 en 356 op een zeer modern en zuiver standpunt. Zooals voor de hand ligt, wordt verder, na de ondervinding in de jongste oorlogen opgedaan, de voorrang toegekend aan de verdediging. Een dergelijke wijze van behandeling past geheel in het kader der oorlogvoering van kleine volken, met eene betrekkelijk kleine- en van Nederlandsch-Indië, met deszelfs relatief zeer geringe, dadelijk beschikbare strijdmacht, die, uit den aard der zaak, nimmer voor een invasieoorlog tegen een beschaafden vijand zal worden gebezigd, doch wel op een gegeven oogenblik zal moeten optreden, om al hare krachten in te zetten, tot verdediging van hetgeen door heengegane geslachten werd gesticht of verworven. Dat de hooge ballistische eigenschappen der moderne vuurwa penen bij dien strijd in groote mate voor den verdediger zullen compenseeren het geringer aantal zijner strijders, behoeft geen nader betoog, dat het dus mogelijk en om het bovenstaande noodzakelijk zijn zal om, een oordeelkundig' gebruik makende van het terrein, het te verdedigen front met een zoo gering mogelijk aantal goed gedekte geweren vast te houden, den vijand van daaruit en zoo het moet uit eene tweede gevechtslinie te schokken en deszelfs aanvalskracht te breken, ten einde met een zoo sterk mogelijke ongeschokte reserve op het geschikte oogenblik tot het offensief te kunnen overgaan, ligt voor de hand. Het reglement legt daarop evenwel, zelfs met de zeer goede uit eenzetting van de slotperiode van het defensief-offensief in de punten 389, 390 en 391, nog-niet genoegzaam den nadruk, be perkt ook nog te veel de normale gevechtsuitbreiding der ver schillende onderdeelentoch moet erkend worden, dat het re glement in de eerste zinsnede van punt 208 zeer juist de ont zettende kracht van den verdediger kenschetst, aan de andere zijde door het voorgeschrevene in punt 344 de meest mogelijke vrijheid verschaft. Yan de noodzakelijkheid om, kracht zoekende in het terrein en vertrouwende op de bewapening, het front der in te nemen positie zoo zwak mogelijk te bezetten, moet ieder onzer aan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 213