195 Belooft eene dergelijke aanvalswijze, toegepast door talrijke uitgelezen troepen, die tegenover hunnen dagelijkschen tegen stander, den inlandschen vijand, geleerd hebben (men raadplege hier punt 208 tweede zinsnede), dat alleen hij succes kan hebben, die met het vaste voornemen is bezield den vijand zoo gauw moge lijk in het wit der oogen te zien, tegenover een minder goed be wapenden of moreel lager staanden tegenstander,- in het laatste geval als eene soort van verkorten aanval, meer resultaten dan de in het reglement in de punten 459 -en 461 gepreconi- seerde, zich van een der beide aanvalswijzen succes te willen beloven tegenover een modern bewapenden, met zelfvertrouwen optredenden vijand, zou zijn zich willens en wetens aan bittere ontgoocheling blootsteilen. Met opzet en op goede gronden werd in de vorige zinsnede de kans op welslagen van den aanval, uitgevoerd, hetzij naar de Fransche-, hetzij volgens onze eigen methode, als zeer pro blematiek aangenomen. Immers hij, die zich de uit den Thes- salischen en Zuid-Afrikaanschen oorlog te putten lessen herin nert en heeft te nutte gemaakt, moet wel zeer optimistisch gestemd zijn, wil hij ook maar een enkel oogenblik gelooven, dat een dergelijke aanval, zelfs als de praemissen, in de pun ten 386, 363, 452, 453, 457 en 458 gesteld, nl. dat een blijvend vuuroverwicht op den gelijkbewapenden tegenstander is ver kregen, geheel zijn vervuldzal gelukken zonder ontzettende verliezen. En deze verliezen zullen den aanvaller zoo zeer ver zwakken, dat hij nog op het laatste oogenblik door eene zwakke, doch intact gehouden macht is terug te slaan. Dit laatste staat voor hem gelijk met vernietiging, want alle niet geschokte troe pen, welke hij nog ter beschikking had, heeft hij in ééne groote massa tegen de verdedigende stelling geworpen: de overige zijn door het langdurige vuurgevecht, dat zij tegen den gedekten verdediger voerden, moreel geheel uitgeput, al hunne energie is verbruikt en waarschijnlijk zullen zij een rust van dagen be hoeven om weder op krachten te komen. Yeilig mag men dan ook besluiten, dat de bajonetaanval, zelfs voor het geval de omstandigheden, in punt 460 bedoeld, geheel in het voordeel van den aanvaller zijn, is en blijft een coup de désespoir, welke met alle wanhoopsuitingen dit gemeen heeft, dat hij niet wordt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 215