199
ons bekend is, niet stelselmatig worden geoefend, bij hunne
aanvallen op Atjehsche benden deze steeds zoo onevenredig groote
verliezen toebrengen
Het staat echter vast, dat vooral bij een nachtelijk handge
meen onder omstandigheden, waarbij meestal niet gevuurd kan,
hoogst zelden mag worden, het geweer met bajonet tegenover
de korte sabel of klewang een allertreurigst wapen is en men
ziet dan ook in Atjeh het verschijnsel, dat naast de terecht
met klewang en karabijn uitgeruste marechaussée's optreden
meer of minder sterke afdeelingen infanterie, welke de bajonet
achterlieten en zich wapenden met den klewang of de korte
sabel. Eene dergelijke mobiele sectie bewees in Pidië geruimen
tijd goede diensten, doch ook elders werden door verschillende
commandanten pogingen in het werk gesteld, om zich eenigs-
zins bruikbare houwwapenen te verschaffen tot een voldoend
aantal, om, zij het slechts eene halve sectie, er mede te bewa
penen. Immers eene aldus met den klewang en het geweer
zonder bajonet bewapende afdeeling is bij dag en bij nacht veel
bruikbaarder, heeft veel meer zelfvertrouwen, bezit meer offen
sief vermogen, brengt den vijand veel zwaardere slagen toe, heeft
minder van hem te lijden en boezemt veel meer ontzag in.
Laat ons echter de quaestie der meest doelmatige bewapening
tegen den inlandschen vijand ter zijde laten, als zijnde niet aan
de orde en liever de aandacht vestigen op de achtste zinsnede
van punt 609. Hierin wordt gezegd, dat de kans op verrassende
aanvallen met het blanke wapen het noodzakelijk maakt de
afdeelingen gesloten te houden. Deze bewering gaat o. i. te ver:
de kans op verrassende aanvallen dwingt onafwijsbaar tot het
nemen van die maatregelen, waardoor eene dergelijke handeling
des vijands ten spoedigste wordt gesignaleerd, maatregelen, die
maar al te vaak werden en worden verwaarloosd voorbeelden
zijn hieromtrent te over meer eischt zij echter niet. De be
veiliging kan geschieden door gevechtspatrouilles van zoodanige
sterkte, dat zij voldoende weerstandsvermogen hebben die be
veiliging' afhankelijk te maken van de aanwezigheid van cava
lerie, zooals punt 612 voorschrijft, schijnt niet raadzaam.
Dat het vuur des vijands in den regel niet tot het geheel
oplossen der afdeelingen dwingt (punt 609, achtste zinsnede), dat