200
derhalve eene linie van gesloten groepen aanbeveling verdient
(punt 610 tweede zinsnede), kan ten volle worden onderschreven,
mits onder de restrictie, dat, waar door de bovengenoemde om
standigheid het tijdperk van den naderingsmarsch tot de vijan
delijke stelling zooveel langer duurt dan tegenover een buiten-
landschen vijand, de voorste linie van den aanvaller ook zooveel
langer in de naderingsformatie d. i. met groepen uit de flank
om de terreingesteldheid, meestal op één gelid blijven kan.
Vooral om het onbeteekenende van het vuur van den inland-
schen tegenstander zal het maar zeer zelden noodig zijn vóór het
oogenblik, waarop op den kortsten afstand het eenige en beslissen
de vuur wordt afgegeven, uit de naderingsformatie in de gevechts
formatielinie van gesloten groepen op één gelid met groote
tusschenruimten over te gaan. In het algemeen zal eene oor
deelkundige toepassing van de tweede zinsnede van punt 356
tegenover den inlandschen vijand goede resultaten beloven.
In de punten 618 tot en met 621 hinken de „Wenken" op
twee gedachten. Schrijft de tweede zinsnede van punt 619
voor, dat steeds aanvallend zal worden opgetreden, een beginsel,
welks juistheid ten opzichte van den inlandschen vijand te
genover wien het nog meer dan tegenover den gelijkbewapenden
tegenstander geldt, dat „Siegen heisst Angreifen" door niemand
zal worden betwist, dit principe wordt verloochend, waar in
punt 618, elke aanvallende gedachte ten spijt, wordt besproken
het vóór- en achterwaartsche vuur eener frontcolonne op twee
of vier gelederen en zelfs het vuren in compagniescarré.
Naar onze meening is eene georganiseerde afdeeling van de
sterkte eener compagnie, het geval door punt 618 aangeno
men die zich door den inlandschen vijand laat noodzaken tot
een staand vuurgevecht in een der beide bovengenoemde vormen,
zoo niet materieel, dan toch moreel verloren. Zelfs al gelukt
het haar den vijand door vuur van zich af te houden, hem ge
heel doen afdeinzen zal zij zeer zeker niet, laat staan hem ver
nietigen. En wat zal er gebeuren, wanneer eindelijk de marsch
men kan toch niet tot den jongsten dag blijven doorvurenwe
der wordt voortgezet? Men marcheert dan natuurlijk in carré,
terwijl de vijand opnieuw komt opdagen en gebruik maakt van
zijn terreinkennis en van de onbeholpenheid van onzen marsch-