MILITAIRE TUCHT Naar aanleiding van mijn artikel in afl. 5 van dit tijdschrift werd mij weder bevestigd, wat ik reeds lang vermoedde, n.l. dat velen in het leger het in theorie volkomen met mij eens zijn. Maar dat is juist zoo verdrietigin de practijk bespeurt men er zoo weinig van. Men wil óók wel eens daden zienMen spreekt soms van „kamergeleerden" en doelt daarmee dan bij voorkeur op menschen, die bij al hun wijsheid zoo weinig levens- wijsheid hebben Zoo hebben wij ook onze pseudo-modernen, die vooruitstrevende denkbeelden heeten te zijn toegedaan, maar die in het werkelijke leven bekrompener dan de bekrompenste zijn. Ten deele is dit te verklaren uit de omstandigheid, dat het leger conservatief is en dat is tot op zekere hoogte zijn ver dienste, maar het mag er volstrekt niet toe leiden, dat we moderne begrippen uit onze samenleving bannen. We moeten in de eerste plaats ons leger nationaliseer en. Waarvoor zouden we terugschrikken? Voor de erkenning, dat gelooven op gezag alleen, ook in het maatschappelijke, schijnt te hebben afgedaan, dat elk staatsburger de mili tair niet uitgezonderd op rechtszekerheid prijsstelt, dat nie mand enkel op bevel eerbied kan gevoelen voor een ander? Waarlijk, ik wil aan de discipline geen afbreuk doen, integen deel, ik wensch ze te bevestigen op hechter grondslag, 'k wil er in 't belang der discipline naar streven de grenzen te zien „dat toewijding en belangstelling voor de genen, die men onder zijn bevelen heeft, de grondslag is, die den meerdere moet bezielen". (Minister v. Oorlog Bergansius 22 Mei j.l. in de Stat. Gen.) „de meerdere moet begrijpen, dat de min dere er niet is voor hem, maar omgekeerd, dat bij er is om den mindere te leiden" (als boven). Deel II 1902. 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 227