209 willen onderschrijven, waar hij zegt, dat het Ned. Ind. Leger zich (als een waarschuwend voorbeeld?) aan het Nederlandsche spiegelen kan. Dat is waarlijk niet noodig; zoowel het leger in de koloniën als dat in patria kunnen zich al is dat dan min der „zacht"— aan zich-zelf wel spiegelen. Ik zal de fouten van den één niet tegen die van den ander in de weegschaal leggen, maar aanraden de hand in eigen boezem te steken en dus het slechte voorbeeld niet volgen, hier in en buiten het leger gegeven, om vijandschap te zaaien, althans om alle sympathie te verstikken, tusschen Indië en Nederland, een zucht om alles, wat van uit het moederland komt, ten kwade uit te leggen. De groote fout, welke onze legertoestanden kenmerkt, is een gevolg van de omstandigheid, dat we nooit op onze eigen beenen hebben gestaan, dat men van oudsher ons leger speciaal in Nederlandheeft willen schoeien op een buitenlandschen, bij voorkeur Duitschen, voet. De geest welke in ons leger heerscht is er kunstmatig inge bracht en op een ongezonden bodem kan niet vruchtdragend worden voortgebouwd. Wel verre er van, dat onze geest die in het Duitsche leger op zijde streeft, heeft de anti- nationale drang, op hem uitgeoefend, den te verwachten invloed gehad en de sleur heeft het verdere gedaan. De geest laat zich niet commandeeren, wèl opvoeden, wèl leiden. Maar wat zich in zekere mate wèl commandeeren laat is vormendienst en juist daarin zit, omdat ze gedwongen is, onze voornaamste overeenkomst met de Duitsche discipline. Ik geloof, dat in het oog van hen, die er slechts oppervlakkig notie van namen, de discipline in het Duitsche leger een slaafsch karakter draagt. Maar dat is m.i. niet het geval. Het is alweer de vor mendienst en daarnaar wordt v.n.l. den militair beoordeeld door wie buiten het leger staan die een onderdanig karakter heeft, maar voor Duitschland is zulke vormendienst geheel en al cor rect n.l. nationaal. (Hierin ligt een ernstige waarschuwing tegen de aanwerving van vreemdelingeneen leger, samengesteld voor een min of meer overwegend deel uit lieden van verschillenden landaard, is niet goed te disciplineerenbij zulk amalgama zoude straf het hoofd-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 229