313 vervaardigen, in kleur en kwaliteit met die, bij het Nederland- sche Leger in gebruik, overeenkomende. Aan dit voorstel schijnt eerst tien jaren later gevolg gegeven te zijn, toen stukken grijs keperlaken werden uitgezonden, eene stof zwaarder dan die, waarvan vóór dien de kapotjassen werden vervaardigd. Die stof voldeed zóó, dat op de uitzending van meer werd aangedrongen. Yan dat grijze keperlaken worden ook thans nog de kapotjassen vervaardigd. Nog geen vier jaren later 1850 deed eene commissie voor de kleeding het voorstel in stede der kapotjassen (manteljassen voor beredenen) een mantel te verstrekken van Leidsch polemiet- grein, of eene lichte wollen stof. Die mantel bevatte geen mou wen, alleen armsplitten, om den man niet te hinderen bij het hanteeren zijner wapens. Doch die armsplitten benamen den mantel ook veel van het beschuttend vermogen tegen regen. Het Leidsch polemiet werd verder niet doelmatig geoordeeld, omdat het door regen zoo'n onoogelijk aanzien kreeg en tevens, omdat het te duur was. Eene commissie van '54 stelde mantels van minder kostbare stof dan polemiet voor en ging mee met het lid, den kapitein Smits, die een mantel had uitgedacht van blauw kussensloopen katoen. Uitgelegd had die mantel den vorm eener langwerpig vierkante spreidoor middel van een schuif en een koord werd de mantel om den hals vastgesnoerd en verkreeg men een mantel met een overmanteltje. Yan die mantels, twee aan twee vereenigd, kon een tent voor drie man gemaakt worden. Een derde mantel kon dienen tot sluiting van de vóór- of achterzijde van de tent. Ook kon de mantel desnoods dienen voor transport van zieken en gewonden. Het gewicht bedroeg twee Amsterdamsche ponden (+11.G-.). De commissie stelde voor een dergelijken mantel, zoo die niet algemeen werd ingevoerd, in alle geval in stede van de sprei te verstrekken aan inlanders, die te velde gingen. En uithoofde van de weinige kostbaarheid was de commissie van oordeel, dat het aanbeveling verdiende den inlanders ook in garnizoen zulk een' mantel te verstrekken. [Aan de inlanders werd tot nog toe geen kapot, mantel of iets dergelijks verstrekt]. In '56 was men 't over die mantels nog niet eens, want in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 233