226
zeer luchtrijke wollen stof de voorkeur moet worden gegeven,,
wil men de voordeelen eener doelmatige kleeding niet illusoir
maken. Trouwens de ondervinding, in Indië met katoenen man
tels opgedaan, zal niet licht tot nieuwe proefnemingen uitlokken..
Het grijze keperlaken, waarvan sedert meer dan een halve
eeuw onze kapotten en manteljassen worden vervaardigd, vol
doet aan dien eisch ten volle.
Het is een zeer weinig gevold laken. De samendrukbaarheid,
gemeten met den micrometer van L. Sehopper, Leipzig, bedraagt
30 bij goed gevolde lakens bedraagt die 11 bij.
wolflanel van 34 tot 38 °/0.
De dikte bedraagt gemiddeld 1,58 mM, wat juist overeenstemt
met de surplusdikte door Rubner opgegeven, als de temperatuur
daalt tusschen 15 en 25°C.
Bij drenking tot grootste watercapaciteit vond ik dat 1000
volumedeelen wogen 1032 gewichtsdeelenals soortelijk gewicht
vond ik 0,301; zoodat op 1 cM3. gevonden werd 0,731 gram
water. De samenstelling van de droge stof was alzoo:
269 volumedeelen vaste stof,
731 volumedeelen lucht;
terwijl bij kleinste watercapaciteit werd gevonden als samen
stelling
269 volumedeelen vaste stof,
354 volumedeelen water,
377 volumedeelen lucht.
Hieruit volgt, dat bij verzadiging tot kleinste watercapaciteit
het luchtgehalte toch nog steeds ruim 50 °/0 bedraagt van dat
der droge stof.
De bepaling van grootste en kleinste watercapaciteit leverde
eenige moeilijkheid op, omdat het water zeer snel uit het weefsel
wegzakte.
Eensdeels is dit een voordeelhet water, dat op die wijze uit
het weefsel wegzakt, onttrekt voor de verdamping geen warmte
aan het lichaam, terwijl het luchtgehalte van het vochtige weefsel
betrekkelijke snel tot dicht bij het normale luchtgehalte terug
keert, wat voor de kleederventilatie van het hoogste gewicht is.
Aan den anderen kant is het een nadeel, omdat reeds bij niet
sterken regen de ondereinden der mouwen en de onderkant van