Onze artillerie is absoluut ongeschikt juist voor dat onderdeel van haar taakdat dagelijks hare krachten vraagt. Over de veld artillerie behoeft eigenlijk in 't geheel niet gesproken te worden, men is zoo overtuigd van hare onbruikbaarheid, dat eene poging als op Lombok om haar tegen een inlandschen vijand in 't veld te brengen, nagenoeg een unicum is. Maar ook de berg-artillerie, die nog al eens op expedities aan de colonnes wordt meegegeven is onbruikbaar voor het doel, dat men met haar tracht te bereiken. Vraagt het den colonne-com- 'mandanten op Atjeh maar eens, of zij gaarne tot versterking hunner macht eene sectie berg-artillerie willen hebben ingedeeld. Wij—artilleristen kennen het stereotype antwoord: „laat ze maar thuis, we hebben er niets dan last van", zoo goed, dat wij het hun zelfs niet meer durven vragen, nog veel minder er op aandringen, dat zij de proef nog eens zullen nemen. En zij heb ben gelijk die colonne-commandanten, wij weten het zelf maar al te goed. Hoe heeft niet iedere sectie-commandant, die mee uitrukte, die muildieren dikwijls vervloekt, die hij niet door het terrein kon krijgen, hoe dikwijls heeft hij zich niet verzet tegen de droevige noodzakelijkheid om te moeten erkennen, dat de artillerie niet mee kon, en toch 't eind was altijd 't zelfde hij moest het toegevenhij met zijne manschappen en dieren, zijne kanonnen en projectielen waren een last voor de colonne. En als hij dan met de grootste moeite was meegekomen, als hij, na herhaaldelijk de verwenschingen der infanterie collega's •en der fuseliers, soms zelfs die van den colonne-commandant, te hebben aangehoord bij vspjze van belooning voor de onge looflijke inspanning, die hij van zichzelf en vooral van zijn kanon niers vergde, als hij dan eens werkelijk in batterij kwam, wat voor succes had hij dan nog? De uitwerking van zijn vuur was gewoonlijk onvoldoende, materieele uitwerking was er in den regel heeWraal niet of zeer weinig, moreele een klein weinigje meer, maar toch ook bedroevend. Een enkel geval als er eens wel uitwerking was, ja, dan werd •er erkend, dat de artillerie bij de marsch veel moeite had ver oorzaakt, maar dat zij dan ook in 't gevecht de infanterie een flink eind vooruitgeholpen had en dan konden de artilleristen weer eenigen tijd teren op deze gunstige uitspraak.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 261