253
leen laten afhangen van 't meerdere of mindere voordeel, dat
de verschillende typen opleveren tegenover de doelen, die
de inlandsche vijand gewoonlijk biedt.
In 't open veld bestaan die doelen gewoonlijk uit kleine, zich
snel bewegende, groepen van vijanden, waarop men alleen eenige
kans van uitwerking heeft, als men kan beschikken over een
zeer werkzaam granaatkartetsschot met groote dieptewerking,
Gewenscht is dus eene groote eindsnelheid, waarvoor eene groote
beginsnelheid en eene groote spherische dichtheid, dus een lang
projectiel en in verband met de maximum gasdruk ook een
lang kanon noodig zijn.
Meestal moet echter de artillerie hare hulp verleenen, wanneer
de vijand zich in loopgraven of bentengs versterkingen met
groote stormvrijheid, maar gewoonlijk niet voorzien van bijzondere
dekkingen, als gedekte schuilplaatsen of dergelijke genesteld
heeft. Hier zou men een oogenblik kunnen weifelen tusschen
een lang kanon en een mortier, maar als men bedenkt, hoe
mortiervuur, om eenige uitwerking te hebben, zeer juist geregeld
moet kunnen worden, en de inlandsche bentengs juist altijd
zoo zijn ingericht, dat 't meestal onmogelijk is om op een 30
of 40 M. nauwkeurig de vuurlijn aan te geven, dan is de keuze
spoedig bepaald. Menig artillerist zal ook tegenover een loop
graaf, waaraan minder zorg voor de maskeering gepleegd is,
liever vuren met een lang kanon van bijv. 6,5 cM. dan met een
mortier van 7,5 a 8,5 cM., want zwaarder zal men met 't oog
op de mee te voeren munitie die mortier toch moeilijk kunnen
maken. Zoo lang de vijand schiet moet hij zich bloot geven
en zoo lang hij dit doet, heeft men met een lang kanon een
zeer behoorlijke trefkans. Durft hij niet meer te schieten, maar
bergt hij zich achter zijne dekkingen op, dan kan ook onze
infanterie gerust vooruitgaan, als de artillerie maar zoodanig
is opgesteld, dat de infanterie haar vuur niet te spoedig mas
keert. Bij een tusschensoort als ons kort bergkanon met zijn
kort projectiel heeft men 't nadeel van een weinig werkzaam
G. K. schot, terwijl 't voordeel van een grooten invalshoek na
genoeg nihil is. Dat wij in deze laatste meening niet alleen
staan, moge een enkel voorbeeld uit de practijk bewijzen:
Bij de practische oefeningen te Babakan werd bespreking