268
weet men niet of die ontstaan is door samenvoeging van 10 4,
8 6 of 11 3 dagen.
Zeer juist, maar wat men wel met volmaakte zekerheid weet,
is, dat zij niet ontstaan kan zijn door samenkoppeling van 0 en
14 dagen, want dit zou beteekenen, dat dronkenschap in dienst
volgens eene nieuwe „leer" van het Hof strafieloos zou zijn.
Hoewel in den tegenwoordigen tijd eene zoodanige leer mij vol
strekt niet meer verbazen zou, zoo moet toch dankbaar worden
erkend, dat het zóóver nog niet gekomen is. Het Hof beschouwt
dronkenschap nog steeds als een strafbaar feit, en het had daar
voor dus minstens 1 dag in rekening moeten brengen.
't Is u bekend, mijnheer de Redacteurdat bij eene goede
regeling der inkomstenbelasting altijd een zeker bedrag, strek
kende ter voldoening aan de allernoodzakelijkste levensbehoeften,
onbelast behoort te blijven. Hoe groot dat bedrag precies is, kan
niemand zeggen; hier rekent men bijv. f 500 per jaar; elders ƒ250
enz. Passen we hierop de redeneering van den heer Bergsma toe,
dan zouden we moeten concludeeren, dat men zonder in strijd te
geraken met de voorschriften eener goede staathuishoudkunde,
het geheele inkomen mag belastenimmers men verkeert in 't
onzekere omtrent de grootte van genoemd bedrag en mag dit
dus ook gelijk nul stellen. Men duide het mij niet euvel, maar
dat is m. i. geen steekhoudende redeneering meer.
Verder verdedigt de Heer Bergsma de beslissing van het Hof
op grond van de overweging, dat de twijfel omtrent de oorspron
kelijke bedoeling van den strafoplegger door niets kan worden
weggenomen. Het doet mij leed, dat ik de waarde van dit ar
gument niet begrijp. De wet toch schrijft uitdrukkelijk voor,
dat de strafoplegger steeds moet worden gehoordmen kan dus
alle inlichtingen krijgen, die men verlangt. De onzekerheid,
waarop dit gedeelte van het betoog van den Heer Bergsma berust,
bestaat m.i. in het algemeen nietbehoeft althans niet te bestaan.
„Eere, wien eere toekomt", zegt het spreekwoord, doch ik
geloof, dat de Heer Bergsma het Hof te veel eer bewijst, door
achter de getroffen beschikking zulke diepzinnige motieven te
zoeken als door hem worden aangevoerd. De eenige overweging
toch was, dat de strafoplegger te licht had gestraft en dat de
straftijd, dien hij voor het tweede feit had toegedacht, gerust