284
het verdedigend front, doch ook dat des aanvallers, zoo ontzet
tend sterk is, dat ook bij dezen niet alleen alle vrees voor
doorbreking kan worden op zij gezet, maar zelfs zooveel vrijheid
bestaat in het bezetten der vuurlinie, dat, met bijna geheele
uitsluiting van alle open en reeds op grooten afstand door den
verdediger bestreken strooken, de vuurkracht kan worden gecon
centreerd in randen van bedekte terreingedeelten en dat dus
eene versterking der voorste linie door achterstaande troepen veel
minder noodig is, doch die versterking is juist daar, waar zij het
meest wordt vereischt, op open terrein nl., onmogelijk.
Onder het werkzaam vuur des verdedigers, over open terrein
de vuurlinie te willen versterken, zou gelijk staan met den ter
versterking oprukkenden troep, die uit den aard der zaak niet
vuren kan, doch heftig onder vuur genomen wordt, opzettelijk
blootstellen aan vernietiging, in elk geval aan zulke kolossale
verliezen binnen korten tijd, dat het, door het gevoel van on
macht, geheel geschokt moreel medehelpend, de voor waartsche
beweging tot staan komt, de aanloop verbloedt en het doel van
het waagstuk, het voorwaarts sleepen der vuurlinie, ook na al
de daarvoor opgeofferde levens niet wordt bereikt.
En nu bewere men niet, dat de vuurlinie den opmarsch der
ondersteuningstroepen door haar vuur zal mogelijk maken. Wat
voor materieele uitwerking wil men op de bovenste, grens der
middelbare afstanden verwachten van het vuur van troepen,
met een niet langer intact moreel tegen een goed gedekten
vijand, die als regel onzichtbaar is, doch in het voor den aan
valler gunstigste geval slechts doelen aanbiedt ter grootte eener
onverwachts te voorschijn komende borstschijf, een doel waar
tegen ons geweer uitwerking heeft tot 350 M. Hoogstens brengt
men onder de verdedigende troepen eenige onrust, welke met
het kleiner worden der afstanden door het intreden van ver
liezen toeneemt.
Het versterken der vuurlinie is alleen mogelijk in bedekt
terreinin open terrein moet daartoe de nacht worden afgewacht-
Na de voorafgaande uiteenzetting behoeft het geen nader be
toog, dat punt 205 van het reglement, dat hoegenaamd geene
rekening houdt met de bloedige werkelijkheid van den oorlogi
geene toepassing meer vinden mag.