287
want is, met het oog op ingetreden verliezen, in een later tijd
perk de noodzakelijkheid aanwezig om versterkingen in die open
ruimten te brengen, dan gebeurt dit öf, op open terrein, gedu
rende den nacht, öf, in terreinen met eenige gezichtsdekking,
zelfs wel overdag.
Het aansluiten en uitbreiden moet dus door de sectiecomman
danten, al naar den aard van het terrein, de gevechtsomstandig
heden en den toestand hunner afdeeling worden geregeld en
vereischt derhalve geene nadere toelichting.
B. .Naderingsvormen en bewegingen.
I. Vormen.
Ongeacht de sterkte, welke eene bepaalde eenheid heeft, en
de taak haar opgedragen, begint het tijdperk van nadering voor
haar op het oogenblik, waarop zij den marsch- of verzamelvorm
met het oog op het aanstaand gevecht vaarwel zegt en eindigt
op het tijdstip, waarop zij onder 's vijands werkdadig vuur komt.
Dit tijdperk, waarin tegen den vijand wordt opgerukt, ge
woonlijk, zonder dat er nog gelegenheid bestaat hem onder vuur
te nemen, doch waarbij men er op rekenen moet, zelf als tac
tisch meest gewichtig doel, telkenmale onder vuur genomen te
worden, als de gelegenheid zich voordoet, waarbij men er dus
tegenover de moderne vuurwapenen, doch vooral tegenover de
artillerie, aan bloot staat vernietigd te worden vóór men een
schot heeft kunnen lossen, wordt in het Exercitiereglement wel
wat al te summier behandeld. Immers wij vinden hieromtrent
het volgende:
Punt 339. „Van het artillerievuur kunnen reeds boven de
3000 M. en van het infanterievuur reeds boven de 1500 M.
ernstige verliezen worden geleden.
„Is de kans op verliezen aanwezig, dan moeten gesloten een
heden, ten opzichte van de strekking der invallende schoten,,
„smalle doelen aanbieden.
„De flankcolonne met groote tusschenruimten verdient alsdan
„de voorkeur, omdat deze kleine trefvlakken heeft, beter in staat
„stelt om dekkingen nuttig aan te wenden, de leiding der bewe
gingen vergemakkelijkt, en eene opstelling en echelon toelaat,,
„waardoor het inschieten der artillerie kan bemoeilijkt worden..