292 der artillerie of de toevalstreffers der infanterie—het eerste strooi- vuur, de tweede alle eigenschappen van dit vuur hebbende om niet al geheel geschokt, in a. de zone van het werkdadig infanterievuur, waarin door elk schutter met bewustzijn op het hem naderend doel gericht wordt, aan te komen. Achtereenvolgens zullen nu, in de eenmaal aangenomen volg orde, worden nagegaan en opgespoord de voor elk der drie toe standen meest geëigende vormen, om daaruit af te leiden de alge - meene en eindnaderingsformatiën en te beslissen, hoe het beste wordt gemarcheerd, wanneer, om den grooten afstand, waarop men van den vijand verwijderd is, nog geene verliezen te duchten zijn. a. Naderingsvormen onder het werkdadig infanterievuur. Tot vaststelling dezer vormen werden met de gegevens, voor komende in „Het schot en de vuuruitwerking van het geweer M. 95", de noodige berekeningen gemaakt. Hierbij werd, om zooveel mogelijk rekening te houden met de werkelijkheid, aan genomen, dat vuur wordt ontvangen uit eene richting, welke met de as der beschouwde formatie een hoek maakt, welks tangens 1/10 is. Bovendien werd voor formatiën met meer dan één man diepte ook de invloed van het indringingsvermogen der geweerpro jectielen in beschouwing genomen. Daar sprake is van forma tiën in beweging, werd alleen gezocht naar de procenten-treffers, te verkrijgen op die formatiën in staande houding. Voor de periodes van stilstand in de voorwaartsche bewe ging, wanneer de afdeelingen zich zooveel mogelijk dekken, in elk geval de liggende houding aannemen, behoefden geene berekeningen te worden gemaakt. Dit was ook daarom niet noodig, wijl de formatiën in de drie houdingen hunne betrek kelijke waarde behouden de in staande houding meest kwets bare vorm, blijft dit ook, als de knielende of liggende hou ding wordt aangenomen. Dezelfde kwetsbaarheidsbetrekking, tusschen de formatiën on derling zal ook in de toekomst blijven bestaan, als met nog meer verbeterde, maar daarom ook voor fouten nog gevoeliger vuur-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 314