294 Uit de bovenstaande beschouwingen vloeien de volgende zeer eenvoudige en tevens zeer juiste regels voort: In theorie tot den afstand van 1.400 M., in de practijk tot zij gekomen is in de zone van het werkdadig infanterievuur, is de aangewezen marschvorm voor de compagnie de flankcolon ne met sectiën met vieren en zoo groot mogelijke tusschenruim- ten tusschen de sectiën. Binnen dien afstand wordt de compagnie, voor zoover het voor haar beschikbare ontwikkelingsfront dit toelaat, opgesteld op één gelid. Afdeelingen, waarvoor geene ruimte meer is, blijven als onder steuningstroep in flankformatie volgen, daar eerst op 1.200 M. van de vijandelijke stelling voor de sectie de kwetsbaarheid in fiankformatie grooter wordt dan in de frontformatie op één gelid. B. Nadering sv or men onder strooivuur en onder infan terievuurin karakter daarmede overeenkomende. Naar aanleiding van hetgeen reeds met enkele woorden om trent het karakter van dit vuur werd medegedeeld, ligt het voor de hand, dat het, onder dergelijk vuur marcheerende, van het hoogste gewicht is slechts een minimum van kwetsbaar opper vlak aan te bieden door, vooral tegenover de artillerie, van wier projectielen met den eersten getroffene het arbeidsvermogen is uitgeput, den eenen man te beschermen door den anderen. Daar hiermede a priori de frontformatien op één gelid en op twee gelederen zijn geëlimineerd, blijven slechts te vergelijken over de door de flankformatiën blootgestelde oppervlakten en wel alleen de buitenoppervlakten. Immers in de diepte hebben deze formatiën alle eene dichtheid, grooter dan het aantal manschappen, dat door eenzelfde projec tiel kan worden buiten gevecht gesteld. Het is derhalve niet noodig rekening te houden met den indringingscoëfficiënt, welke het voor het buitenoppervlak van elke formatie gevonden kwets baarheidsprocent slechts met eene zelfde hoeveelheid zou doen toenemen. Ter vergelijking volgt op blz. 296 eene berekening van de grootte der trefoppervlakten, door de verschillende formatiën

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 316