paard het opstijgen zal moeten geschieden op het O „te paard" en dat hierin alle bewegingen zijn opgesloten om de ruiters te paard te brengen, dan komt het mij voor, dat 12 geen reden van bestaan meer heeft, te meer, als men het oog gevestigd heeft op het groote doel: gereedmaken voor den dienst te velde De opstelling der ruiters zou ik dan wenschen op twee gelede ren, met 5 X afstand van elkaar, de hoofden der paarden van het eerste gelid in de lijn, die de middens der lange zijden vereenigt. Er wordt dan uit deze opstelling te paard gegaan, met éénen afgemarcheerd, zooals in de pelotonsschool te paard is voorge schreven en aan de korte zijde gekomen, wendt het hoofd dei- colonne rechts. Deze wijze van afmarcheeren is dan den recruut reeds eigen, als hij in de pelotonsschool te paard overgaat. Verder ontbreekt aan het „nauwkeurig omschrijven" nog heel wat. In 18, lste alinea wordt aangegeven, dat de ruiter, nadat hij tegenover de schoft van het paard is komen te staan, de linker hand loodrecht op den kam plaatst. Vervolgens schrijft de 2de alinea voor: het einde der teugels rechts afwerpen, met de rechterhand onder de linker, halverwege den kameen vlok manen vatten en de linkerhand sluiten, de rechterhand op de schoft plaatsen, den duim links, de 4 vin gers rechts. De plaats „op den kam" in de eerste alinea had dus blijkbaar moeten zijn: halverwege den kam. Waartoe dan verder het aanvatten van manen dient door de rechterhand is mij niet duidelijk. Ha het aanvatten wordt de rechterhand, die dan de manen toch wel losgelaten zal hebben, op de schoft geplaatst. Het vroegere reglement hield dan ook nog in„deze vlok van onder naar boven in de linkerhand brengen, om den duim wik kelen" enz. Blijkbaar is deze zinsnede dan ook uit onattentie weggelaten, hetgeen te meer te betreuren is, daar bij het opstijgen op den zadel naar 18 verwezen is, en deze fout zich dus voortplant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 31