14 21 reglementeert het afspringen en zegt daarbijOp het O „af te springen" moet de ruiter de teugels in de linkerhand kruisen enz. Dit kruisen echter wordt eerst in 35 behandeld, zoodat de volgorde der mij niet logisch voorkomt. 22 beschrijft de houding te paard en geeft daarbij een universaal houding voor de handen aan, n.l. in verlenging van den voorarm en nagenoeg 1 dM. van elkander, even boven de schoft van het paard enz. Zien we daarentegen 181, dan geeft deze in haar opschrift aan: Plaatsing der handen en teugels bij de besturing op cle stang eene plaatsing, welke geheel verschilt met die van 22. De houding der handen in 22 is dan ook blijkbaar die bij de besturing op de dubbele trens. Daar de besturing op de stang het doel is, waarop wij aan stevenen, moest dus zeer zeker in de beschrijving van de nor maal houding van den ruiter te paard, aangegeven zijn de hou ding der handen bij de besturing op de stang als hoofdzaak; desnoods kon dan ook nog die bij besturing op dubbele trens op genomen worden, doch deze is bijsaak. 29, de eischen besprekende, waaraan een goede besturing moet voldoen, zegtalle aanhoudingen moeten vloeiend zijn, dus zacht beginnen en langzaam worden versterkt, doch mogen enz. Uit een rijkunstig oogpunt komt deze opwekking mij niet gelukkig omschreven voor, daar hierdoor toch den jeugdigen ruiter stelselmatig een harde hand zal worden gemaakt, daar hij op grond van de hem gedane aanbeveling „de aanhouding langzaam versterkt" en uit den aard der zaak met dit versterken doorgaat, totdat zijne aanhouding resultaat heeft verkregen. Bij een minder gevoelig paard, of zooals de recrutenpaarden zon der uitzondering zijn geworden, vertrokken, harde, verreden dieren moeten dus groote, zware hulpen hiervan het gevolg zijn en wordt het gevoel in de hand hierdoor stelselmatig gedood. Dit euvel kan voorkomen worden, door den recruut aan te bevelen, liever zijne hulpen desnoods 3 a 4 keer te herhalen in plaats van ze te versterken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 32