335 besturen. Hij heeft daartoe de beschikking over een stang bij het bijdehandsche en een z.g. vandehandsche stang aan een hand teugel voor het vandehandsche paard. Het is een verkeerd be grip, dat een arioos paard, dat veel neiging tot wegstormen vertoont, met heftige besturingsmiddelen moet worden bedwon gen. De ondervinding leert, dat zoo'n paard dikwijls zeer aan genaam aan een lichte trens gaat. De reden daarvan moet voornamelijk gezocht worden in de omstandigheid, dat dit paard de inwerking van het zachte, hem geen pijn veroorzakende be sturingsmiddel aanneemt, terwijl het zich tegen het zware be sturingsmiddel, zoodra het hem pijn doet, gaat verzetten. Het komt ons voor, dat het meerendeel van onze sandelhouts in deze omstandigheden verkeert, en dat daardoor de toestand ont staat, dat het grootste gedeelte de besturing niet aanneemt, wat de gemakzuchtige inlandsche stukrijder gaarne toegeeft (slappe teugels en dan dus ook absoluut geen beenwerking), ter wijl het kleiner gedeelte over het stadium van aannemen van den teugel heen is en het verzet daartegen begint (open mond en laaggebracht hoofd). Volgens ons oordeel is het dus wen- schelijk om als besturingsmiddelen bij de veld lichter werkende- in te voeren b.v. een stang met veel korter scharen. Echter moet aan den eisch voldaan worden, dat het paard zich niet zoo gemakkelijk aan dit lichtere besturingsmiddel kan onttrekken en daartoe is de aanneming van een laaggeplaatsten neusriem een vereischte. De veronderstelling ligt voor de hand, dat men in Indië de trekpaarden alléén met stang heeft uitgerust om het den stuk rijder, die zoodoende slechts weinig teugels in de hand heeft, gemakkelijk te maken. Het is de vraag, of deze gemakzuchtige bate voor den stukrijder niet ten nadeele komt van de beweeg lijkheid van ons wapen; vooral bij bloedpaarden is de afwisse lende inwerking van stang en trens hoogst noodzakelijk. Zou het wellicht mogelijk zijn een betere besturing te verkrijgen door dubbele of enkele trens alleen, wij beschouwen het gebruik van een stang alleen als eene zeer verkeerde concessie, gedaan aan de mindere geoefendheid der stukrijders. Wat de besturing van het vandehandsche paard betreft, daar voor zouden wij de Hollandsche wijze van optoomen met stang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 357