360
bovendien een strook aan weerszijden van den meter vrijgela
ten, dan ligt het voor de hand, dat de kleine opstelling den
vijand minder in het oog zal vallen. De standplaats lokt daar
door geen vuur uit, zoodat de man rustiger kan werken, het
geen de juistheid der meting bevordert.
3e De meter moet in alle houdingen en uit de vrije hand
kunnen meten; het moet voldoende zijn, als hij uit zijne stand
plaats het voorwerp kan zien, waarvan hij den afstand moet
bepalen. Kan hij b. v. slechts in staande houding zijn instru
ment hanteeren, dan valt hij direct op en is hij spoedig buiten
gevecht gesteld, tenzij hij zich behoorlijk kan dekken. In dit
geval lokt de hooge dekking dan toch ook vuur uit bij de te
genpartij,
4e De meter moet gedurende de meting door eene lage borst
wering zoo mogelijk geheel gedekt kunnen worden tegen front-
vuur.
5e De afstand zoowel van in rust als van in beweging zijnde
doelen moet gemeten kunnen worden.
6e Het instrument mag niet te ingewikkeld zijn voor het
gebruik.
7e De tijd voor eene afstandmeting mag niet te lang zijn.
8e Het instrument moet zoowel bij de verdediging als bij den
aanval gebruikt kunnen worden.
9e De aanwijzing van den afstand moet zóó nauwkeurig zijn,
dat men met volkomen vertrouwen op alle afstanden met één
vizier kan vuren.
10e Het instrument moet solide zijn.
lle Het mag niet te duur zijn.
Aan de voorwaarden 1,2,3,4,5 en 8 voldoet het instrument
Zeiss ten volle. Punt 4, waarin sprake is van eene volmaakte
dekking van den meter, vereischt eenige toelichting. Uit de
beschrijving van het instrument zien we, dat Zeiss drie gelijk
soortige instrumenten heeft gemaakt, waarvan de bases dei-
objectieven 51, 87 en 144 c.M. zijn. Stellen we de gemiddelde
breedte van een man op 50 c.M., dan is bij gebruik van het
eerste instrument reeds algeheele dekking van den meter tegen
frontvuur mogelijk. Om het vóórterrein te overzien toch, is
het voldoende, als de objectieven buiten de dekking uitsteken.