390 ■worden. Dochheeft de heer Jentink wel voldoende het doel' van dezen avond begrepen en is hij wel gebleven op het pad, waar op hij wezen moest. Onzes inziens niet. Bezield voor zijn lieve lingsdenkbeeld, dat misschien voorloopig nog geen uitgewerkt pa pieren kind gebaard zou hebben, heeft hij de hem door den heer Bense en de vereeniging geboden gelegenheid met beide handen aangegrepen en heeft hij aan de stellingen van den inleider zijn organisatievoorstel vastgeknoopt. Daarbij sloeg hij echter, naar onze overtuiging, veel te veel een zijpad in. Het is den heer Jen tink gegaan, zooals het zoovelen gaatVor lauter Bitumen enz. Wij herhalen hier nogmaals nadrukkelijk, dat wij hem daar van geen verwijt maken, want wij vinden het een zeer begrij pelijke fout, die hij maakte. Het bestuur echter had hem tijdig in het rechte spoor moeten brengen en dan twijfelen wij er niet aan, of zijn optreden zou even leerrijk, en speciaal voor den avond van 4 Juli meer vruchtdragend zijn geweest. En nu den man, waarmede wij hadden moeten beginnen, den talentvollen inleider van den veelbesproken avond! Zijn wij over zijn optreden tevreden? Neen, het spijt ons, dit te moeten ver klaren, wij zijn dat niet. Na den roes te boven te zijn gekomen, waarin de wegslepende woorden van den zoo gemakkelijk voor de vuist wegsprekenden inleider ons gebracht hadden, na weder tot de nuchtere werkelijkheid te zijn teruggekeerd, na uit het verslag gelezen en herlezen, overdacht en nogmaals overdacht te hebben, wat door hem in antwoord op de verschillende sprekers werd aangevoerd, kunnen wij niet anders verklaren danBense is een uitmuntend volksredenaar. In alle openbare vergaderingen zal hij steeds op zijn plaats zijn, overal zal het applaus der groote menigte zijn deel zijn, dochnaderhand zal men tot een slotsom komen, als wij thans. Bense heeft ons niet kunnen over tuigen; voor de juistheid van zijn meeningen heeft hij geen be wijzen bijgebracht. In casu heeft hij niet aangetoond, dat er een werkelijke behoefte in Indië bestaat aan een opleidingsinrichting tot officier; hij is in gebreke gebleven overtuigend te bewijzen, dat, als die behoefte bestond, het ook dan niet beter zou wezen om toch die opleiding in Nederland te doen geschieden, niettegen staande de daaraan verbonden nadeelen hij heeft niet bewezen, dat met in billijkheid te vorderen financieele offers van den staat-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 414