391
een inrichting in het leven zou kunnen worden geroepen, die geeft,
wat een dergelijke inrichting in Nederland geeft (althans zonder
meerdere kosten zou kunnen geven).
Gaarne hadden wij voorts gezien, dat de heer Bense begonnen
ware met in den aanvang van zijn optreden al dadelijk eenige toe
lichtingen op zijn stellingen te gevenhij zou daardoor aan zijn
tegenstanders meer gelegenheid voor een vruchtbaar debat hebben
gegeven. Onzes inziens had het bestuur dan ook goed gedaan zulks
van den inleider te verlangen.
De luitenant-kolonel der infanterie van Haeften en zijn rang-
genoot der artillerie Rost van Tonningen wezen er o.a. zeer terecht
op, hoe door den kapitein Bense niet voldoende rekening was ge
houden met de flnancieele zijde van het vraagstuk. De eerste ver
oordeelde sterk het militairistische standpunt: „het geldt hier
een legerbelang en nu moet men het geld daar dan ook maar voor
over hebben". De rede van den heer van Haeften was kort en krach
tig, van den heer Rost v. Tonningen bijzonder sympathiek, toen hij
de ethische zijde van het vraagstuk in het debat bracht en waar
schuwend optrad tegen het te materialistische standpunt, waarin
wij hier zoo spoedig vervallen.
Wij gelooven dan ook, dat de geheele vergadering met den vol
genden spreker, den heer Tückermann, instemde, toen deze ter
zake den heer Rost een woord van hulde bracht. In de eerste
plaats en terecht voerde kapitein Tückermann oppositie tegen het
verwijt door den heer Bense tot Regeering en Opperbestuur ge
richt, dat zij nog steeds de koloniën als wingewesten behandelen.
Terecht, zeggen wij, want dit hoogst laakbare optreden zit in de
laatste jaren bij geen enkel Regeeringscollege meer voor. Dit neemt
natuurlijk niet weg, dat er nog dikwijls groote fouten gemaakt wor
den en dat menigmaal gelden worden uitgegeven, die oeconomisch
beter besteed zouden kunnen zijn geworden.
In zijn verdere besprekingen, tegen den kapitein Jen tink gericht,
waarmede wij ons in hoofdzaak wel kunnen vereenigen, beging
■de heer Tückermann een paar fouten, die in de welwillende, na de
vergadering door den heer Jentink geleverde, repliek op rekening
geschoven worden van de omstandigheid, dat hij als spreker door
het meerendeel der aanwezigen moeilijk te volgen was geweest.