393 scheppen van een voldoende officiersreserve. Met den Directeur der Mil. School ben ik het volkomen eens, dat die reserve gewenscht is, maar zij zal niet langs dezen weg, doch op geheel andere wijze in het leven moeten worden geroepen. Ook stelt de heer Jentink zich van zijn reserve te veel voor. Wij willen met hem de 11 officieren 45 leerlingen van het hoogste studiejaar dadelijk als welkome reserve beschouwen, doch kunnen niet medegaan met zijn denk- beeld om de 45 leerlingen van het 2de en 3de studiejaar respectieve lijk als onderluitenant en adj. o. off. d.d. off. te doen intreden, d.w.z. hen alle 90 eveneens als officier te laten optreden. 3°. Als slot vraagt de heer Jentink„maar kosten de fortendie thans in aanleg zijnden inlander geen geld en dan de verbeteringen, die aangebracht worden aan de doode weermiddelen Wij weten niet in hoeverre wij hierin een veroordeeling moeten zien van den aanleg van versterkingen enz., wij gelooven zelfs, dat de heer Jentink hier eenvoudig beoogd heeft het naast elkander stellen der uitgaven voor de door hem gedachte school en die voor den aanleg van forten, maar toch willen wij enkele woorden richten tot het gros van hen, die elke uitgave voor doode weermiddelen uit den booze vinden en die steeds maar uitroepen: besteed de daarvoor weggeworpen gelden toch aan uitbreiding der levende strijdkrachten. Hun zouden wij een paar vragen willen stellen n.l.Weet gij, welke taak voor de werken, die gij veroordeelt, is weggelegd; hebt gij er wel eens over nagedacht, dat door die werken het veldleger zooveel vrijer in hare bewegingen wordt; dat het, bijv. beoosten Ba tavia optredende, niet dadelijk troepen naar het Westen behoeft te detacheeren, als een vijand aldaar demonstreert en dat dus die ver oordeelde doode weermiddelen langs indirecten weg een versterking der levende weermiddelen beoogen Hebt gij wel eens uitgerekend, hoeveel jaarlijksche rente de staat zou kunnen maken van het aan deze werken besteede kapitaal Zoo ja, tel daar dan eens bij op de onderhoudskosten dier werken en reken dan eens uit hoeveel com pagnieën (Europ., Amb. of inlandsche) gij voor dat bedrag 's jaars op de been zoudt kunnen houden. Ik geloof, dat het U erg zou te genvallen. Maar als er eens geen B.Y. verschijnt, als die werken eens niet noodig zijn, dan is dat geld toch nutteloos besteed! Ja geachte le zer, indien gij met het oog op uw eventueel overlijden als een braaf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 417