NIEUWE BETORDERINGS- EN PENSIOENWETTEN VOORLAND EN VOOR ZEEMACHT IN NEDERLAND. Op den 9den Juni 1902 zijn de hierboven genoemde wetten door Hare Majesteit, onze Koningin, bekrachtigd, zooals blijkt uit de Nederlandsche Staatscouranten van 20 en 27 Juni daaraanvolgende. Beide wetten zullen in werking treden op een nader door de Regee ring te bepalen datum, naar verluidt, op 1 November a. s. Wij wenschen thans in dit Tijdschrift die wetten een weinig van naderbij te beschouwen, niet slechts, omdat het nieuwe in die wetten, voor zoover zulks niet reeds in beginsel of naar de letter voor de officieren van het Indische leger in hun wetten werd neer gelegd, onze bijzondere aandacht verdient, maar ook, omdat bij eene eventueele herziening der Indisch e bepalingen zeer waarschijn lijk een en ander ook voor de Indische officieren toepasselijk zal worden verklaard. Het uiteenloopende der beginselen omtrent bevordering, ontslag en pensionneering betreffende zee- en landofficieren werd namelijk, voor zooveel doenlijk, in de thans verschenen nieuwe wetten ge nivelleerd en men kan er zeker van zijn, dat de Regeering te eeni- ger tijd dat nivellement zal bewerkstelligen ook ten aanzien van de Indische wetten op bevordering en ontslag der officieren. En ten rechte. Het heeft en het had geen zin b.v., om bij de toekenning van pensioensverhooging wegens het gemis van het noodzakelijk ge bruik van een der ledematen ten aanzien van de officieren van het Indische leger te bepalen, dat de oorzaak er van alleen niet moest liggen in eigen moedwillige handeling of in ongeregeld ge drag, terwijl als criterium voor de toekenning dier verhoogingen aan zee- en landofficieren in Nederland geldt, dat de oorzaak der lichamelijke ongeschiktheid te vinden zij uitsluitend in verrich tingen in en door den dienst. M. a. w. als een Indisch verlofganger, een zeeofficier en een officier van het Nederlandsche leger een pleizierreisje maken en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 430