405
landsche leger, is nu ook vastgesteld voor den marineofficier 1) en
zal er bezwaarlijk een argument aan te voeren zijn, om niet de
zelfde bepaling voor den Indischen officier gangbaar te maken.
Overeenkomstig diezelfde bepalingen zal dan een majoor, die,
stel 8 jaar, als kapitein gediend heeft en na één jaar dienst als
majoor wegens onbekwaamheid of wegens ongeschiktheid den
dienst verlaten moet, hetzelfde pensioen erlangen als de kapitein,
die 8 1 9 jaar in dien rang gediend heeft.
Aan dien majoor zoude dan worden toegelegd /^OOO voor de
eerste 6 jaar kapiteinsdienst 1110 van 2000 voor de 3 meerdere
jaren kapiteinsdienst 3 X 1 /e o 1 /20 van 2000 te zamen 2300.
Al verder zal er dan ook voor gezorgd kunnen worden, dat ook
de Indische tweede luitenant nimmer langer dan 4 jaar in dien
rang blijve, gelijk nu de van de marine voor de landmacht in Ne
derland overgenomen bepaling luidtdat duidelijker dan nu wor
de aangegeven, welke officieren bij verminking in de termen zul
len vallen van pensioensverhooging; dat zich geen nieuw geval
Bosch kunne voordoen, ten aanzien van wien in Nederland moest
worden uitgemaakt, dat hij eigenlijk niet ontslagen had mogen
worden, en dat een Indisch officier, die voor zijn puur genoegen
er eens een paar jaar uittrekt, om het in de koffie of de suiker
te probeeren, gedurende den tijd zijner nonactiviteit in de rang
lijst blijve stil staan.
Ook zal dan in de Indische pensioenswet, gelijk zulks thans
geschied is in de nieuwe Nederlandsche wetten, in het geval kun
nen worden voorzien, om ten behoeve van een onherstelbaar,
1) Artikel 24 zegt: „De officier beneden den rang van hoofdofficier, alsmede de
„onderofficier of korporaal, die in den rang, naar welken zijn pensioen moet worden
„herekend, een werkelijken dienst van zes jaren telt, erlangt boven het pensioen, waarop
„hij volgens vorige artikelen recht heeft, eene verhooging van een tiende gedeelte van
„dat pensioen.
„Voor elk jaar werkelijken dienst, dat hij langer denzelfden rang heeft bekleed, wordt
„het pensioen nog met een zestigste deel verhoogd, met dien verstande, dat de geheele
„verhooging over niet meer dan twaalf jaren verleend en derhalve tot geen hooger bedrag
„dan een vijfde gedeelte van het pensioen wordt vastgesteld
Datzelfde artikel, men schenke hieraan bijzondere aandacht, bepaalt verder: „Ingeval
„hij bij zjne pensionneering een hoogeren rang bekleedt dan dien, waarnaar het pensioen
„m»et worden geregeld, wordt de tijd van werkelijken dienst, door hem in dien rang
„doorgebracht, gerekend bjj de jaren, welke krachtens dit artikel recht geven op verhoo-
„ging van pensioen".