434
bepalen. Bij eene keuze tusschen de drie verbandende divisie,
de brigade en het regiment, kunnen wij m.i. zonder bezwaar de
regimentsindeeling laten vallen. Bij het Nederlandsche leger mist
men daarentegen het brigadeverband, doch in den laatsten tijd
gaan zeer vele stemmen op ten voordeele van de gecombineerde
brigade in vredestijd, waarvan vooral de Militaire Grids 1899 en
1900 zich de tolk maakte.
In het I. M. T. van het vorige jaar noemde ik als de meest
gewenschte samenstelling der brigade die van 3 bataljons met
één batterij, één escadron en een peloton genietroepen. Uit den
datum van dat artikel blijkt, dat ik daarbij geen rekening hield,
noch kon houden met de sedert gepubliceerde oorlogsorganisatiën,
alsmede met de in de exercitiereglementen genoemde sterk
te der infanteriebrigade van 4 veldbataljons. In verband met de
bestaande dislocatie van ons veldleger op Java, zoude de briga
de van 3 bataljons het voordeel bezitten, dat, zonder noemens
waardige troepenverplaatsingen of bijbouwingen van troepenkam
pementen te Weltevreden, Tjimahi, Magelang, Willem 1 en Soe-
rabaja-Malang, brigades zouden kunnen worden gevormd. Aan de
andere zijde zoude die indeeling het nadeel bezitten, dat de hulp
wapens wel wat veel ten nadeele hunner technische en tacti
sche oefening zouden moeten worden gesplitst [de cavie b.v. tot
in halve escadrons, indien men er niet tevens toe zoude wenschen
over te gaan dat wapen vrij aanmerkelijk uit te breiden]. Nu
echter gerekend wordt op eene samenstelling der oorlogsbrigades
uit 4 veldbataljons, is het natuurlijk zaak, indien de brigade
ook voor vredestijd mocht worden ingevoerd de vredesbriga-
de uit vier bataljons samen te stellen.
Die sterkte der brigade aan infanterie tot basis nemende, dient
thans de sterkte der hulpwapens in de brigade te worden bepaald,
welke aangezien in oorlogstijd de hulpwapens uit het brigade-
verband behooren te worden afgescheiden geheel onafhankelijk
is van de verhouding tusschen de wapens, welke de oorlogvoering
eischt. Slechts twee factoren n.l. de oefening van den troep en
de vorming van aanvoerders, aan wie met vertrouwen in oorlogs
tijd de leiding der hoogere eenheden kan worden opgedragen, staan
hier op den voorgrond.
Beide factoren eischen gebiedend, dat overal gelegenheid tot