449
gelden toegestaan voor het verleggen van de monding der Solorivier, hoe
wel de bovengenoemde beide adviseurs van meening waren, dat, al werd
ook vertraging ondervonden in het aanvangen van de Solomondverlegging,
evenwel het aanleggen van den dam daardoor geen dag uitstel mocht lijden.
Het duurde daarop nog een tiental jaren voor andermaal voor het leggen
van den dam een post op de begrooting werd gebracht.
In de brochure wordt verder uitvoerig de geschiedenis medegedeeld
van den bouw van een sluis in de kali Miring en van de verruiming
der Porrongrivier, welk laatstgenoemd werk moest dienen om minder
slib in het Oostervaarwater af te voeren en den waterstaatstoestand in
het betreffend gebied te verbeteren.
Ook wordt het in 1888 uitgesproken gevoelen van den Ingenieur
Ph. W. v. d. Sleijden ter sprake gebracht, namelijk dat de aanleg van
den dam Oedjong-Piering-Djamoeanrif niet langer mocht worden uitge
steld en dat eene verlegging van de Solorivier naar de grens van Rembang
noodzakelijk was (eene 3e verlegging). In het Koloniaal Verslag van 1890
werd daarop vermeld, dat de verlegging der monding van de Solorivier
in de richting Oedjong-Pangka inderdaad slechts als een tijdelijk hulpmiddel
tot het behoud van het "Westervaarwater moest worden beschouwd en
verlegging naar de grens van Rembang noodig werd geoordeeld. Die
verlegging maakte een onderdeel uit van ontworpen werken tot verbe
tering van de irrigatie der Solorivier. Tevens was toen ook in Indië allen
twijfel opgeheven omtrent de noodzakelijkheid van den aanleg van een
dam van Oedjong-Piering naar het Djamoeanrif.
Omtrent de daarop betrekking hebbende voorstellen werd in 1892 nog ad
vies uitgebracht door de heeren Jansen, v.d. Sleijden en Conrad, waarna gelden
op de begrooting voor 1893 werden gebracht voor het aanleggen van meerge-
noemden dam. Het werk, in Maart 1893 begonnen, kwam in 1896 gereed.
Tot het verleggen van den Solomond naar de grenzen van Rembang, welk
werk, zooals reeds gezegd, was samengekoppeld met de ontworpen werken
tot verbetering van de Solorivier, werd eveneens in het jaar 1893 machtiging
verleend. Aan die werken werd tot in 1896 geregeld doorgewerkt. Toen
daarop bleek, dat de op bijna 19 millioen gulden geraamde kosten ver
moedelijk met ruim 30 millioen gulden zouden overschreden worden,
werd het werk in 1898 gestaakt. Sedert is nog geene beslissing genomen
omtrent de voortzetting der werken.
Tot verbetering van den Oostelijken toegang tot Soerabaja is, behalve
het verruimen der Porrongrivier, nog niets verricht, hoewel de toestand
van dat vaarwater voortdurend achteruitgaat.
Wat het Westgat betreft, zoo heeft de dam Oedjong Piering Djamoeanrif
aan zijn doel beantwoord, daar het Westgat in 1900 kon bevaren worden