454 lijking der schietuitkomsten beoogen, gehouden zouden kunnen worden, zon der dat nu juist tweelingposten worden gebruikt. Met één post zou men kunnen volstaan, de groepen schutters treden dan na elkaar in het veld. Doch hier beroep ik mij weer op de practijk, de prikkel om te treffen wordt op de eerste wijze veel meer opgewekt, de schutters houden met voorliefde oefeningen op de tweelingposien, de verveling leest men hen niet meer op het gelaat. Wat een variatie is niet te brengen in het gevechtsschieten met kleine afdeelingen, in vergelijking met de oefeningen, welke gehouden worden op de linnen lappen; daarbij nu geen tijdroovend schijven verwisselen. De tweelingposten komen eerst goed tot hun recht, bij de beoefening van het aanvallend gevecht. Men verwachte echter niet het verloop van een gevecht van meet af aan geregeld te kunnen weergeven. Dit is alleen te bereiken door het gevecht te verdeelen in verschillende gevechtsmomenten. Een voorbeeld In post A 20 borstschij ven, den verdediger voorstellende de aanvaller b.v. 40 man, neemt plaats tegenover post A. In post B 40 borstschijven en fvoorloopig onzichtbaar) 30 knieschijven den aanvaller voorstellendede verdediger stelt zich op tegenover post B. Door beide partijen wordt het vuur geopend op b.v. 600 M., aanvaller en verdediger schieten liggende vrije hand, beide posten vertoonen borst schijven. Nadat de aanvaller 10 man heeft verloren, besluit hij een sprong voor waarts te maken. Men laat dan een vuurpauze intreden, de verdediger gaat bedaard 100 M. vooruit en kiest zich een plaats, van waar in liggende houding het vuur kan worden afgegeven. Tegelijkertijd dat de aanvaller zich opricht om in den looppas een sprong vanlOO M. te doen, verdwijnen de borstschijven in post B om vervangen te worden door 30 knieschijven, welke de verdediger onder vuur neemt. Zoodra de aanvaller zich neerlegt, verdwijnen de knieschijven en post B vertoont weer borstschijven en wel zoovéél als de aanvaller aan over gebleven schutters telt. Op gelijke wijze kan de oefening voortgezet worden. Men kan hier opmerken, dat de verdediger in te voordeelige conditie verkeert, door op 500 M. een doel onder vuur te nemen, dat van 600 M. naar 500 M. terrein wint. Wij moeten hier echter van twee kwaden het beste kiezen. Neemt de verdediger stelling op den gemiddelden afstand 550 M. om den aanvaller tijdens den sprong te bevurep, dan dient men een 2e vuur-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 482