475 volgens 112 d der legerformatie Indisch Staatsblad 1898 No. 125) be staande uit een sergeant-majoor, één sergeant en één korporaal. Het nieuw op te richten korps kleer- en schoenmakers zou dan zijn samen te stellen uit negen mil. waarvan twee sergeant-majoors, drie sergeanten en vier korporaalstevens ligt het in de bedoeling het tech nisch toezicht op de ateliers, dat thans bij den niet-deskundigen directeur der gevangenis berust, over te brengen bij de mil. administratie waar door niet alleen de eenheid in dezen specialen tak van dienst zal worden bevorderd, maar ook de gelegenheid zal worden verkregen om over de negen kleer- en schoenmakers te beschikken volgens de eischen van den dienst. Yan die negen mil. zullen in den regel zijn in te deelen twee kleermakers bij de afdeelings-kleedingmagazijnen, voor het toezicht op de confectie en ter assistentie bij de keuring van de door de parti culiere industrie in die magazijnen te leveren mil. kleedingstukken en vier kleermakers en drie schoenmakers bij de werkplaatsen in de mil. gevangenis; een en ander met dien verstande, dat deze indeeling, bin nen de grenzen der totaalcijfers, door het legerbestuur zal kunnen wor den gewijzigd in verband met de wisselende behoefte aan technisch ka der in de ateliers te Tjimahi eenerzijds, en aan kader in de kleeding- magazijnen voor de keuring der door particulieren te leveren kleeding stukken anderzijds. Naarmate de productiviteit van de werkplaatsen in de gevangenis grooter wordt, vermindert natuurlijk de behoefte aan confectie door par ticulieren, en omgekeerd. Door het nieuwe korps werklieden der milt. administratie te doen be staan uit twee sergeant-majoors drie sergeanten en vier korporaals en hunne werkgelden vast te stellen op f 2,50 per werkdag voor een ser geant-majoor, 1,75 voor een sergeant en f 1,25 voor een korporaal, met eene verhoogiDg van f 0,50 per werkdag voor de beide atelierchefs, wordt voorts eene bezuiniging van ongeveer 200 per jaar verkregen, zooals blijkt uit de volgende berekening: van onderafdeeling 97 worden afgevoerd voor de tegenwoordige 3 werklieden, aan soldijenf 1077. aan werkgelden, ieder 300 dagen. 1800. en van onderafdeeling 111 voor de tegen woordige 6 bazen en onderbazen, aan soldijen, f 2153.50 aan werkgelden3000. f 8030,50 terwijl in plaats daarvan op onderafdeeling 97 worden uitgetrokken voor 9 werklieden, soldijenj 2956.50 werkgelden4875. 7831,50 Alzoo minder. f 199,- Het overige personeel, dat thans nog voorkomt in de normale formatie van het kader bij het militair huis van arrest 129 der legerformatie, Indisch Staatsblad 1889 no. 144) is in 1898 voorloopig reeds verminderd met een eersten-luitenant. Zijne inkomsten zijn toen, blijkens de Indische begrooting voor 1899 (zie noot 62 op blz. 57 van den uitgewerkten staat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 503