477 den graad van onderluitenant, met de daaraan verbonden voordeelen, een billijke en zeer gewenschte lotsverbetering aan deze onderofficieren zal bezorgen. Na de reorganistie zal echter meer zijn te betalen 2160 'sjaars aan huishuurindemniteit en 2920 'sjaars 146 'sjaars aan ieder der 20 apothekersbedienden le, 2e en Be klasse] aan voedingsindemniteit, doch hiervan kan niet uit de begrooting blijken, omdat de ramingen van de te dezer zake betrokken begrootingsposten, in de onderafdeelingen 109 en 116, ad 673.000 en 4.413.000 uit den aard der zaak slechts globaal kunnen worden berekend, weshalve deze betrekkelijk geringe bedragen van 2160 en 2920 op die raming weinig of geen invloed doen gelden. De omstandigheid trouwens dat op den post voor levensmiddelen [onder- afdeeliug 116] thans de vivresindemniteit voor de in dienst zijnde apothe kersbedienden reeds wordt geaffecteerd, zoodat op die indemniteit dus reeds in de vorige begrootingen is gerekend, stelt ten opzichte van de begroo- tingscijfers, de zooeven genoemden 2920 buiten de rekening. Met de reorganisatie van den pharmaceutischen dienst zal derhalve recht streeks eene bezuiniging van ƒ12000 [ƒ2400 ƒ2160] d.i. ƒ7440 'sjaars worden verkregen. De ondergeteekende moet er echter op wijzen, dat bij de Indische re geering het denkbeeld in overweging is genomen om alle offieieren-apothe- kers in het genot te stellen van toelagen wegens hunne veelvuldige diensten ten behoeve van den burgerlijken geneeskundigen dienst. De te dezer zake te nemen beslissing wacht nog op inlichtingen uit Indië; maar toch kan nu reeds worden geconstateerd, dat, indien wordt overgegaan tot het toekennen van deze toelagen die dan, evenals de som van 4800 welke voor toelagen aan enkele militaire apothekers reeds is uitgetrokken op vorige begrootingen, en thans weder in onderafdeeling 69 is te vinden, op de Yde afdeeling van de begrooting zullen zijn uit te trekken de daardoor ontstane verhooging van de begrooting zal blijven beneden het bedrag der hooger vermelde bezuiniging van 7440. Tot stijging van de uitgaven voor het leger zal de reorganisatie dus in geen geval leiden. Voor de voortzetting van den aanleg van den stoomtramweg langs de noord- en oostkust van Atjeh (van Segli tot Idi) wordt bij deze begrooting gerekend op 2,010,000 (hoofdstuk II, onderafdeeling 108, f 1 610 000 en hoofdstuk I, onderafdeeling 53 400,000), terwijl voorts eene principieele beslissing wordt gevraagd ten opzichte van de uitbreiding van dien stoom tramweg tot aan de Langsarbaai, de eenige goede, natuurlijke haven ter noord- en oostkust, doch die thans door ontoegankelijke moerassen van het binnenland is gescheiden, zoodat dan ook het landschap Peureula, waar voor de Langsarbaai de natuurlijke haven is, in- en uitvoert over Idi. De opneming, waarvan sprake is in kolom 12 van het Koloniaal Ver slag van 1902, heeft doen zien, dat de beide rivieren, die in de Langsar baai uitmonden de Birim en de Langsarrivier te allen tijde voor flinke schoeners toegankelijk zijn en dat het mogelijk is aan de riviermonden stei gers te bouwen, waar schepen het geheele jaar door veilig kunnen aan leggen. En nu dit vaststaat, is deze baai als eindpunt van den staats- stoomtramweg verreweg te verkiezen boven Idi, dat daarvoor volgens het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 505