478 - bij de Indische begrooting voor 1901 (gedrukte stukken II, 1900-1901, 4, no. 45) gedane voorstel werd aangenomen. De reede van Idi toch is ge durende de helft van het jaar nagenoeg onbruikbaar, altijd moeilijk en dik wijls gevaarlijk. Nu het dus ook mogelijk blijkt een veel betere afscheep- haven voor de producten van de oostkust open te stellen, is het veel be ter de kosten, die men zich voorstelde te maken om in den toestand te Idi, met het oog op den tramwegaanleg verbetering te brengen (namelijk door het maken van een los- en laadhuofd en van zijsporen om ten be hoeve van de Langsarbaai, waar b.v. de schepen van de Koninklijke Pa- ketvaartmaatschappij die Atjeh bevaren, te allen tijde kunnen komen en waar dus een geregeld verkeer onder Nederlandsche vlag verzekerd is, dat het nationaliseeren van den productenhandel in Atjeh in de hand zal werken ten bate van de pacificatie, die op de onderwerping volgen moet. Het tracé van de verbinding Idi-Langsarbaai zal, zooals het bij deze Me morie gevoegde overzichtskaartje (1) aantoont, ongeveer moeten volgen den bestaanden colonneweg, welke de streek doorsnijdt, die het dichtst bevolkt is en de voornaamste keudehs aandoet. De lengte der baan zal van af Idi bedragenwanneer bij het maken van de definitive projecten de keuze op den Birim-mond valt pl. m. 65 K. M., en wanneer de keuze op den Langsar- mond valt pl. m, 68 K. M., terwijl de aanlegkosten respectievelijk ƒ1,850,000 en f 1,960,000 zullen beloopen. Daarbij is te voegen voor den bouw van den steiger, zijsporen, grond- ophooging visitatieloods, recherchekantoor en watervoorziening: in het eer- te geval 100.000 en in het tweede geval 95,000; en voor uitbreiding van rollend materieel 125.000, zoodat de totalen respectievelijk tot f 2,075.000 en 2.180.000 aangroeien. Daarentegen moet in mindering gebracht worden de besparing die door het vervallen van de te Idi gepro jecteerde werken (definitief op f 300,000 begroot) op aanlegkosten van de lijn Lho Seumawé Idi zullen verkregen worden, zoodat de eindcijfers res pectievelijk 1,775,000 en 1,880,000 worden. De inkomsten van dat nieuwe baanvak zijn evenmin met eenige ze kerheid te ramen, als dat het geval was ten aanzien van de gedeelten van den Atjeh-tram waarover in 1899 en 1900 de gelden werden bewil ligd. Maar de ondervinding 1 met de in exploitatie gekomen gedeelten van dien tram opgt,— bevestigt de verwachting, die de Gouverneur van Atjeh vroeger bi ijn voorstel tot verlenging van den tram van Lho Seumawé naar I' ncn zie de hooger reeds aange haalde toelichting, gedrukte "stukken ijJO 1901, 4, No. 45) uitsprak, dat namelijk al aanstonds een gedeelte en op den duur de geheele rente van het aandeelen-kapitaal l de netto-opbrengst zou worden gedekt en die verwachting, waarbij de indirecte voordeelen van den aanleg, op mil. en op oeconomisch gebied, geheel buiten beschouwing blijven, geldt voor de verlenging naar de Langsarbaai zeker in niet mindere mate. De geheele aanleg zal ruim 1 jaar in beslag nemen en niet kunnen aanvangen voor het begin van 1904 na voltooiing van de lijn Lho Seu- mawé-Idi. Maar eene principieele beslissing betreffende den aanleg is nu reeds noodzakelijk, omdat in 1903 de bouw van het station Idi met de van daaruit loopende zijlijnen en het ontworpen zeehoofd aan de beurt komt en zooals hooger is gezegd, de laatstbedoelde werken niet noodig zijn als de verbinding met de Langsar-baai tot stand komt. M il men 1) ttiet overgenomen. Ked.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 506