563 Ten aanzien van de oefeningen in het gaan en loopen kan in het algemeen worden gezegd, dat het marcheeren in den pas noch op marsch, noch gedurende de nadering, noch in het ge vecht van eenig nut is. Het is een paradegang, welke den troep goed doet uitkomen, hem zich zelfbewust doet bewegen en bewijst, dat hij, althans ver van de emotie van den strijd, in de hand is van zijn aanvoerder. Het marcheeren in den pas is ook een middel van krijgstucht om de manschappen wakker te houden en attent te doen zijn. Als zoodanig is de oefening in het in den pas marcheeren in de soldaten- en sectieschool zeer zeker op hare plaats, doch men ontveinze het zich niet, niet het marcheeren in een Hinken luidklinkenden pas is het criterium van discipline! De paarden der cavalerie en artillerie marcheeren niet in den pas en toch zal niemand beweren, dat deze wapens zich minder martiaal voordoen of minder gedisciplineerd zijn dan de infanterie. Het reglement schijnt dit in de tweede zinsnede van punt 155 -eenigszins te hebben gevoeld, doch eerst in het V<> Hoofdstuk (pun ten 263-266) komt de vrijheid, welke voor de zelfstandige sectie zeker evenzeer noodig was. Men behoude dus het marcheeren in den pas als eerbewijs, tot het doortrekken van de kom van bewoonde oorden en voor een oogenblik als middel van krijgstucht. Buiten deze gevallen echter marcheere men uit den pas en beoefene alzoo „Tordre dans le désordre apparent". Wat de lengte en de snelheid der onderscheiden passen betreft, moge het volgende hier eene plaats vinden. Door mij werd stelselmatig nagegaan de paslengte van inland- sche militairen (Javanen), wanneer zij niet in het gelid, doch met hun eigen natuurlijken pas marcheeren zooals dit geschiedt gedurende het deel der oefening, bedoeld in de tweede zinsnede van 193, schietvoorschrift—wanneer zij wel in het gelid marchee ren en wanneer zij te velde met een afdeeling ter sterkte van hoogstens eene compagnie uitrukken. Steeds werd gevonden, dat -de natuurlijke pas van den inlander schommelt tusschen 72 en 76 cM, en dat hij, in het gelid marcheerende, een paslengte van circa 7-5 cM. heeft. De natuurlijke pas van den gemiddelden Europeaan, welke even-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 593