564
eens kon bestudeerd worden, is langer en wel ongeveer 80 cM. T.
eerder wat meer dan wat minder.
De snelheid van 120 in de minuut convenieert den inlander
uitstekendwat den Europeaan betreft, laat men hem zijn gang
gaan, dan maakt hij op den langen weg zijn pas nog langer dan
80 cM.terwijl hij zijn tempo tot circa 105 in de minuut inkrimpt.
Ook op het oefeningsterrein heeft de laatste bij gesloten exer
citiën de neiging, wanneer de pas er niet voortdurend wordt inge
houden, hem eene lengte te geven van minstens 75 cM. (in den
regel meer, tot 80 cM. toe) en een snelheid van op zijn meest
110 in de minuut.
Het bovenstaande komt overeen met de ondervinding, welke
leert, met name te velde, dat de inlander, die zijn pas korter
en vlugger maakt dan de Europeaan, een beter looper is dan deze,
d.w.z. grootere afstanden aflegt en zich minder vermoeit. (1)
De kortere, vluggere pas schijnt werkelijk in de practijk de mees
te voordeelen aan te biedenten minste ook het Fransche leger,
waarin men op het punt van beredeneerd marcheeren zeker meer
ondervinding heeft dan ten onzent, heeft voor den voetsoldaat
(van middelmatige lengte, eerder minder dan meer) het vlugge, le
vendige tempo van 120 in de minuut bij eene lengte van 75 c.M.
Waar nu de paslengte voor onze infanterie, bestaande uit Eu
ropeanen en Aziaten met verschillenden aanleg, een compromis
moet worden, komt mij op grond mijner ervaring en waarnemin
gen de lengte van 75 cM., mits vereenigd met het tempo van 120
in de minuut, het beste voor. Voor den inlander is dit de natuur
lijke gang, voor den Europeaan een gang, die veel meer bij den na
tuurlijken komt dan de tegenwoordige gewone pas met de belache
lijke lengte van 65 c.M.alleen het vluggere tempo zal voor den
loggen Germaan een klein beletsel zijn.
Als gevolg van het bovenstaande krijgt dan de achterwaartsche
pas eene lengte van 37,5 cM. bij dezelfde snelheid.
De uitvoering van den gewonen pas, zooals die is voorgeschreven
in punt 51, houdt met de in punt 50 aangegeven, door mij afge-
(1) Men neme eens de moeite na te meten, welken afstand eene in den pas marchee-
rende Europeesche, resp: inlandsche compagnie gemiddeld in de minuut aflegt. Bij de
inlandsche vond ik steeds 85 92 M., bij de Europeesche mat ik in den beginne van 95
100 M. en, niettegenstaande alle inspanning, heb ik het met Europeanen nooit tot minder
dan 90 M. kunnen brengen.