569 - ling van den onderwijzer meer of minder versneld, en op de werkelijk practische voorschriften tot het in de hand houden van het vuur en het beperken van het munitieverbruik punt 120d, in verband met de punten 121, 129 en 153 zijn wij, de her haling van het eerste onderdeel medegerekend, gekomen aan het einde van hetgeen men „soldatenschool" noemen mag. Al lacht het salvovuur en speciaal de laatste zinsnede van punt 126, welke vrij gevaarlijk is, mij minder toe, al zou ik ook het gereglementeerde snelvuur (punt 123), wat alleen aanleiding zal geven tot eene ontzettende munitieverspilling, zonder resultaat, en dus ook zonder den moreelen indruk, welken punt 362 zich daarvan belooft en hetwelk ook daarom onnoodig is, wijl dit snel vuren, immers geleidelijk zonder eenig commando voortvloeit uit het snellere vuren, bedoeld in punt 359, in den ban willen doen, toch moge uit de voorafgaande opmerkingen blijken, dat de eigenlijke detailopleiding van den soldaat veel goeds bevat, rekening houdt met de werkelijkheid en slechts in geringe mate behoeft te wor den geretoucheerd. Anders is het, wat betreft de opleiding der sectie en der groep, welke naar dezelfde beginselen op het gevechtsveld optreedt als de eerste en althans tegenover den inlandschen vijand de klein ste tactische eenheid is. Daargelaten nog de af te keuren split sing in „exercitiën" op twee gelederen, dus in gesloten orde en „oefeningen" in verspreide orde, wordt bij slot van rekening niet verkregen, wat toch zeer zeker in de bedoeling moet hebben gele- De beste compagnie is die, welke de meeste geweren uitbrengt! Doch juist daarom is het ter verkrijging van continuïteit in de opleiding, tot het opwekken eener edele emu latie, tot het doen kennen aan den man van de eigenschappen van het wapen, dat hij in bruikleen kreeg, noodig, hoog noodig de compagnieën op sterkte te houden en zoo dit niet mogelijk is, om redenen, die hier niet aan de orde zijn, haar althans eene ongeveer gelijke sterkte te verzekeren en den druk der overplaatsingen gelijkmatig te verdeelen. Wat baten toch goede exercitiereglementen, wat baat het beste schietvoorschrift, wat ijver en toewij ding, wanneer het meerendeel der compagnieën voortdurend uit haar verband wordt gerukt Zijn de punten 1,3,4,6 en 8 van het exercitiereglement niet eene bittere satyre op den be- staanden toestand, is het k tort et travers voltallig houden van enkele bataljons niet in lijnrechte tegenspraak met punt 11 en met gezonde begrippen omtrent opleiding en oefe ning, is niet de degradatie van de meerderheid tot skeletbataljons eene grove fout, waar alle gevechtseenheden gelijkwaardig moeten zijn? Ligt het niet voor de hand in het leger op dezelfde wijze te bandelen als in zaken en bij het ontbreken van reservekapitaal de verliezen over alle aandeelhouders gelijkelijk aan te slaan? Hoe treurig de toestand is, moge blijken uit de volgende cijfers, betrekking hebbende op eene inlandsche compagnie: sterkte op 1 Januari 1902 (present en absent)187

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 599