579
vechtspatrouilles 1), afwisseling van marschen en vuren; voor
bereiding van de eene door de andere, daarbij gebruik makende
van het langzaam vuren, c. q. met opheffing der vuurpauze; leven
diger vuur gedurende den nacht of bij het plotseling verschijnen
van den tegenstander.
Nachtelijke oefeningen.
Aldus is grosso modo het programma van de oefe
ning der sectie, waarbij, zooals men ziet, op geheel iets anders
de nadruk wordt gelegd dan op richtingen, frontmarschen op
twee gelederen, flankmarschen met vieren en overgangen van den
eenen tot den anderen. Het gaat hier om het geschikt maken
voor oorlogsgebruik van de kleinste der gevechtseenheden zoo
wel kader als manschappen en men zal moeten toegeven, dat het
niet overdreven is eene bepaalde, zelfstandige en volledige school
te wijden aan de bereiking van zoo groot een doel.
1) Onder de bedreiging van het moderne infanterievuur is de verkenning van de vijande
lijke stelling of van 's vijands gevechtsontwikkeling voor ruiterij zeer moeilijk geworden.
Die verkenning kan nog slechts met vrucht geschieden door gevechtspatrouilles, bestaande
uit enkele infanteristen, die van elke terreingolving, van de geringste dekking kunnen
gebruik maken, om den vijand te bekruipen en eenigszins bruikbare inlichtingen te
verschaffen.
Het reglement spreekt o. a. in de punten 410, 422, 470, 471, 473 van de gevechts
patrouilles, zonder echter nader de hoogst gewichtige taak dier infanterieverkenners te
ontwikkelen. Weliswaar is die taak niet zoo moeilijk, daar de verkenners alleen moeten
zien en hetgeen zij gezien hebben, mededeelen, doch is het eerste al niet gemakkelijk,
het laatste is vaak bijna onmogelijk, te meer daar hun werk pas begint, wanneer op het
gevechtsveld de voeling met den vijand verkregen is.
Daarom is het hoog noodig, dat bepaalde militairen van aanleg daarvoor worden opgeleid:
de wijze, waarop bij onze oefeningen, de „de but en blanc" als gevechtspatrouille aan
gewezen militairen hunne opdracht vervullen of liever niet vervullen, is daarvoor aan
leiding genoeg.
Per sectie dienen vier man met een gegradueerde daarvoor te worden bestemd: deze worden
gekozen onder de kalmste, de intelligentste en de krachtigste manschappen en uit de
beste schutters.
De gevechtspatrouilles worden niet gelijkmatig over het gevechtsfront verdeeld-tenzij dan
in zeer bedekte terreinen-, doch bewegen zich vooral vóór de vleugels en verder treden
zij als voelhorens op in bepaalde terreinstrooken, die verdacht voorkomen. Zij vuren alleen
tot zelfverdediging.
De waarneming moet vooral geschieden door den commandant der patrouille, die de
meeste waarborgen voor een goeden blik behoorlijk combinatievermogen en eenige bekendheid
met andere wapens aanbiedt. Tot eene goede waarneming moet hij dus vooraan marcheeren,
door enkele manschappen onmiddellijk gevolgd en beveiligdde anderen dienen uitsluitend
tot het overbrengen van hetgeen werd waargenomen. Vermits de overbrenging van ge
wichtige waarnemingen op het gevechtsveld niet afhankelijk mag zijn van tijd of ruimte,
wil het bericht nog waarde hebben, spreekt het van zelf, dat hiertoe een eenvoudig sein-
stelsel moet worden uitgedacht en dat het verkennend personeel hierin geoefend moet zijn.
Het geheele gevechtsverkennerswezen staat of valt met de mogelijkheid van overbrenging
der berichten.