614 te regenen. Het was zóó donker, dat herhaaldelijk halt gehou den moest worden om zich te orienteeren. Onder deze omstandig heden was het onverstandig den marsch voort te zetten, vooral, toen twee geweren afgingen, wat zeer zeker een waarschuwing voor de Boeren was, indien dat nog noodig geweest ware. Dat dit niet noodig was, zegt Lord Methuen zelf. De Highlanders brigade, verrast door een zwaar vuur, trok in wanorde terug en werd met moeite tot staan gebracht. De zon verrees aan den hemel en het grootste deel onzer troe pen werd in gevecht gebracht. De artillerie beschoot de vijandelijke positie met Gr. K. en ly- dit en de infanterie steunde, waar mogelijk, door haar vuur. - Midden op den dag werd de hitte ondragelijk en de Highlan ders, ontzenuwd door de vuurproef, die ze hadden doorstaan, uit geput van vermoeidheid ze waren om 121/2's nachts afgemar cheerdwaren, naar het schijnt, niet meer te houden en trokken om één uur terug. Om kwart over zeven werd het vuren overal gestaakt en den volgenden dag keerden onze troepen naar hun kamp bij Modder - rivier terug. Verdere beschouwingen omtrent de houding van Lord Methuen zijn niet noodig, zegt de schrijver, om aan te toonen, hoe hij alleen opgeleid was om in vredestijd een rol te spelen; toen hij in ernst als aanvoerder moest optreden, bleek hij onvoorbereid te zijn. Uit het rappoit van Generaal Gatacre over zijne ondervindin gen bij Stormberg blijkt, hoe deze aanvoerder zelf bekent, dat hij het geleide van zijn troepenmacht toevertrouwde aan twee blanke politieoppassers en twee inboorlingen, die bekend stonden als door en door vertrouwd met het terrein, rondom de vijande lijke stelling. Uit het rapport blijkt niet, dat de geringste poging in het werk werd gesteld door Generaal Gatacre of zijn staf om het terrein persoonlijk te verkennen. Na aldus tekort te zijn gekomen in zijn eerste verplichting als aanvoerder, ging hij verder in die richting voort door zijn troepen bovenmate te vermoeien met een lange spoorreis in open

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 644