619 dertigjarigen oorlog moest dus gezocht worden in de uitgevaar digde tactische voorschriften en niet juist in de onvolkomene samenstelling der handvuurwapenen. Niettegenstaande het langzame vuren, gebeurde het wel eens, dat de munitie der infanterie uitgeput geraakte. In het gevecht, dat Piccolomini den 7en Juni 1639 tegen de Franschen onder Feuquières tot ontzet van Diedenhofen leverde, verbruikten de keizerlijke musketiers zeer spoedig alle patronen, die zij in een draagband hadden er zaten er elf in en vochten derhalve ten laatste alleen met de piek en den degen. 1) De geschiedschrijvers verzekeren, dat op den 24en Augustus 1632, toen Gustaaf Adolf het kamp van Wallenstein bij Neuren berg aanviel, de Zweedsche infanterie 200000 geweerkogels ver schoot 2). Gedurende dit gevecht, dat van 's morgens 8 uur tot het invallen der duisternis duurde, zijn door de Zweden onge- geveer 6000 geweren in het vuur gebracht, maar nimmer gelijktij dig. Gemiddeld waren dus per geweer 33 tot 34 schoten gedaan en per man en per uur hoogstens 3 a 4. 3). Daar bovendien het vuren plaats had, zonder dat men van opstelling veranderde, was de munitieaanvulling, voor zooverre deze noodzakelijk was, be trekkelijk gemakkelijk te bewerkstelligen. 4) De verbruikte hoe veelheid schijnt—aangenomen, dat niet overdreven is ad majorem Sueciae gloriam—voor dat tijdperk en zelfs voor latere tijdper ken buitengewoon groot. Daar de artillerie op dien dag een hoofd rol speelde en er slechts zeer weinig vertrouwbare gegevens be staan over de verliezen in het leger van Wallenstein, is de juiste uitwerking van het Zweedsche geweervuur niet te bepalen. Bedenkt men echter, dat reeds toen de geweren de meeste ver liezen veroorzaakten en dat de stelling van Wallenstein in tact bleef, dan moet de uitwerking van het Zweedsche lood zeer ge ring zijn geweest. 1) „Theatrum Europaeum" IV. blz. 47 en volgende. 2) Chemnitz „Bellum Sueeo-Germanicum enz" IV. 37. 3) De regimenten rukten het een na het andere op. Daardoor kwamen hoogstens een paar honderd geweren tegelijk in het vuur. Dientengevolge moest het vnur reeds op groote afstanden zijn geopend, aannemende, dat de 200000 kogels werkeljjk verschoten zijn. 4) Het is waarschijnlijk, dat munitieaanvulling niet noodig geweest is, wanneer men in aanmerking neemt de ongelukkige wijze, waarop de stormaanval is ondernomen en het druppelsgewijze in het vuur brengen der strijdkrachten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 649