626 „nen voor ieder man heeft; bij den trein van ieder legerkorps „bevinden zich dus 100 h 120 patronen voor ieder man. Het „algemeene park heeft er ook eenige; de soldaat heeft er 50 in „de patroontasch en er zijn er 60 in de depots, die over 4 h 5 „dagmarschen afstand kunnen worden aangevoerd, ten einde den „verbruikten voorraad aan te vullen. Dus 150 patronen in voer- „tuigen, hetzij bij de divisie, hetzij bij het legerkorps, hetzij in „het algemeene park, geven voor het leger 15 millioen patronen „of 900 caissons; 50 patronen in de patroontasch geven 5 mil- „lioen en 5 millioen in de depots achter het operatietooneel, dat „maakt 25 millioen patronen of200perman De depots moeten „zijn te Ulm, Donauwörth, Passau, Ingolstadt. Resumeerende zal „ik tevreden zijn, indien de legerkorpsen 10 millioen patronen heb- „ben, hetzij bij de divisie, hetzij in het park van het legerkorps; „ik zal tevreden zijn, indien het leger bezit 5 millioen patronen „verdeeld over de soldaten, 5 millioen in het algemeene park en „5 millioen in reserve om vervoerd te worden te water of in voer tuigen te land." Dit alles was zeer mooi gelast, maar, evenals zoovele andere wenschen van Napoleon, bleef ook deze een vrome wensch ten gevolge van de ongeschiktheid en het plichtverzuim van de in tendance van het keizerlijke Fransche leger 1). Volgens opgaven werden in den veldtocht van 1809 door de Fransche geweren 'en die der verbondenen) gemiddeld 64 patronen verbruikt. De keizerlijke troepen schijnen toen 31 millioen patronen gereed te hebben gehad. Van de 124 patronen, waarover men aldus per geweer kon beschikken, verbruikte men gemiddeld 50 stuks 2). Men vertelt uit den veldtocht van 1812, dat alle geweerdragen- -den, welke zich op den linkeroever der Niemen verzameld had den, nog eenige patronen bij zich droegen. Dat is gemakkelijk te 1) Tusschon den löen en den ITen April bestond de patronenvoorraad van het lie legerkorps uit 1.456.844 stuks, van het IVe Legerkorps uit 1.410.220 stuks en van de depots uit 3.897.761 stuks 2) Ala merkwaardigheid moet vermeld worden, dat het exercitie-reglement voor de Oostenrijksche infanterie van 1807/1808 terugkomt op een reeds lang vergeten middel tot "bespoediging der lading. Hiertoe bezaten n.l. de 2 1 karabiniers (Stutzenjager) van iedere compagnie jagers 12 messingen hulzen, welke afzonderlijk inhielden kruit, een kogel en een vetprop. De karabiniers moesten overigens hunne munitie zelf vervaardigen en in den •veldtocht van 1800 moesten zij steeds 100 schoten beschikbaar hebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 656