628
minstens diens lichaamsgewicht aan verbruikt metaal in re
kening gebracht moest worden. De slag van Leipzig bewijst het
onjuiste van deze bewering Men verschoot 179000 artilleriepro
jectielen, welke gemiddeld 5 KG. metaalgewicht hadden; dus
totaal globaal 1 milioen KG. ijzer en lood. Daarbij komen
12 millioen looden kogels, ieder van 28 gram, dus totaal 336000
KG. lood. In het geheel werd dus 1.400.000 KG. metaal ver
schoten, zoodat voor ieder van de 48000 buiten gevecht gestel
den nog geen 30 KG. metaal verbruikt was en 30 KG. is toch
minder dan het halve lichaamsgewicht van een normaal mensch
van het mannelijk geslacht.
Nemen wij als punt van vergelijking aan de hoeveelheden
munitie, die te Leipzig verschoten zijn door de Fransche infanterie
en houden wij rekening met het feit, dat Napoleon op den 30en Oc
tober te Hanau beschikte over ongeveer 10 patronen per geweer,
dan kunnen wij zeggen, dat volgens de nieuwere denkbeelden
Napoleon nimmer over een voldoenden munitievoorraad heeft
beschikt. Is, niettegenstaande dat, toch nimmer een werkelijk
voelbaar gebrek aan munitie ontstaan, dan moet dit eenvoudig
daaraan worden toegeschreven, dat de met het geweer bewa
pende manschappen, die zich in de colonnes bevonden, slechts
zelden schoten, dat men bij de troepen zelf ingeval van nood
patronen mocht maken en dat meestentijds de konvooien met
munitie uit het moederland en uit andere depots de legers te
juister tijd bereikten.
IV.
Toen na 1850 de gladloopsvoorlaadgeweren van groot kaliber
gewijzigd werden in zoogenaamde getrokken juistheidsgeweren
volgens het systeem Minié, moest men aanvankelijk den dooi
den man medegevoerden munitievoorraad verminderen. Yoor
het middelbaar kaliber (15—10,5 m.M.) bleef men gedeeltelijk
vasthouden aan het normaal aantal van 60 patronen, gedeeltelijk
ook verhoogde men het tot 100. De op de volgende bladzijde
geplaatste tabel geeft aan het gewicht aan munitie, dat de man
in de verschillende rijken te dragen kreeg.
In den Krimoorlog kwamen de getrokken voorlaadgeweren.