642 vergelijking gaat dus mank, want het zijn dezen, die Overste Booms voor het Ned.-Ind. leger aan de vergetelheid wil ontrukken. De kring van Ne derlanders, die beroemde krijgslieden der oudheid kent, is ook bekend met mannen als Michiels, de Koek, van Swieten, Tetter en van Heutsz. Het groote publiek kent hen niet, maar het kent evenmin die anderen. Toch voelen wij veel voor de grondgedachte, die hier klaarblijkelijk bij den Schrijver heeft voorgezeten. Nederland en zijn jeugd is te weinig bekend met Indië en de geschiedenis dezer belangrijke koloniën. Maar wanneer wij dat als een onomstootelijke waarheid willen boekstaven, dan willen wij hierin begrijpen alles, wat met Indië in betrekking staat, dus land- en volkenkunde, kennis van het staatsbestuur enz. enz. en ook de geschiedenis in den meest uitgebreiden zin en niet speciaal de histoire de bataille of in nog engeren zin de kennis van enkele of meerdere hel denfeiten. Overste Booms vervolgt zijn inleiding door de aandacht van zijn lezers er op te vestigen hoe weinig belangstelling over het algemeen de grootsche daden van moed, beleid en trouw, in Indië door het leger bedreven, in Nederland opwekken; hoe ze slechts nu en dan herdacht en geroemd worden „met pralende woorden in deftige redevoeringen, als dit voor een „knaleffect of fraaie zinswending noodig is, of wanneer bij het tintelen „van den wijn en het klinken der bokalen de stroom van toespraken is „losgebroken en ook dat onderwerp niet gemist kan worden". Slechts enkele malen, zegt de schrijver, bij groote ontzettende tegenspoeden, zooals het verraad van Lombok, vinden die daden weerklank en is de geheele Natie, de traditie der voorvaderen getrouw, gereed om de broeders in Indië te helpen. Ook in deze klacht is veel waars gelegen, maar ook hier maakt de Schrij ver zich aan overdrijving schuldig en plaatst hij de zaken niet in het ware licht. Ook ons hindert het telkenmale, wanneer wij bij offlcieele en niet-oftieieele gelegenheden in speechen de heldenmoed en opofferingen van het Ned.-Ind. leger hooren bezingen, doch niet, omdat wij daarvan niet genoeg krijgen, maar omdat wij de weinige belangstelling in Indië kennendedaarvan te veel, veel te veel, zien en het slechts als vuurwerk kunnen beschouwen. Het is toch niet het leger alleen, dat over gebrek aan belangstelling van het moederland heeft te klagen. Neen, het is haast iedere tak van dienst, het is de geheele Indische maatschappij. Men heeft in Nederland en dit geldt in hoogste instantie het publiek, het Nederlandsche volk, meer, veel meer dan de Nederlandsche regeering geen open oog voor de be- hoeftenen nooden van Indië. Indië heeft het volste recht zich over gebrek aan belangstelling in hooge, zeer hooge, mate te beklagen. Waar de Schrijver dan ook wijzen kan op de waarlijk groote spontane

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 672