645
Ook de schildering, die Overste Booms geeft van de omstandigheden,
waaronder ons leger te velde moet optreden, is, hoe goed ook geteekend
en hoeveel waars zij ook bevat, niet geheel van overdrijving vrij te pleiten.
Het bovenstaande samenvattende, geloof ik, dat het voor ons liggende
werk in waarde gewonnen zou hebben, als de „inleiding" niet geschreven
ware. Die „inleiding" bevat veel overdrevens, is in sommige opzichten
onbillijk tegenover niet- militairen. Zij kan een ernstige, kalme critiek niet
doorstaan en schaadt daardoor het doel, dat bij den schrijver voorzat.
Ook acht ik de lectuur ervan minder geschikt voor mindere militairen.
Ook op het volgende hoofdstuk „Algemeen Overzicht" zouden, als de
plaatsruimte in dit tijdschrift zulks toeliet, tal van ernstige opmerkingen
zijn te maken.
Slechts één ervan zij hier terneder geschreven. De Schrijver heeft
m.i. niet het recht om zoo maar kortweg te spreken van „onze uitgestrekte
„kolonie met zijne heterogene bevolking, die, laag, listig, valsch, bijgeloo-
„vig, fanatiek en vooral onmenschelijk wreed van aard enz. is". Ook hier
valt weder op miskenning en overdrijving te wijzen.
Zonderen wij deze 20 bladzijden uit, dan blijven er echter twee deelen
over van respectievelijk ruim 350 en 300 blz. druks, die in vele opzichten
der kennismaking overwaard zijn. Al bevatten zij niet veel nieuws, zoo
zijn in die blz. toch op zeer systematische en volledige wijze de belang
rijkste heldendaden van ons Indische leger geordend onder onze oogen
gebracht. Voor den daaraan besteden arbeid moeten wij den Schrijver
dank zeggen, alsmede voor de boeiende manier, waarop hij zulks gedaan
heeft. Overste Booms bewijst in dat werk opnieuw over een goed versne
den pen te beschikken. Menig fragment uit zijn boek zou op zijn plaats
wrezen in de leerboeken onzer schoolgaande jeugd, zoo in Nederland als
in Indië, menig door hem vermeld feit kan als voorbeeld een goed onder
werp van bespreking bij theorieën met kader en manschappen opleveren.
Doch ook voor menig officier kan het een naslagwerk genoemd worden,
dat den weg opent voor verdere voortgezette studie op krijgsgeschied
kundig gebied.
Vermelden wij nog, dat de bewerking van het boek den uitgevers alle
■eer aandoet en dat de prijs niet hoog genoemd kan worden, dan ver-
meenen wij ons gekweten te hebben van de taak, die wij vrijwillig op
■ons namen.
T.