49
die der gecombineerde wapens, terwijl tot slotnummer bewaard
blijven de groote manoeuvres, waar zelfs de hoogste officieren
gelegenheid hebben zich practisch te oefenen.
Maar bij ons blijven de oefeningen zich steeds gelijk en schijnen
in 't geheel geen voorschriften te bestaan, die het houden van ge
combineerde oefeningen regelen of bepalen. En waar dan degenen,
die die oefeningen zouden moeten gelasten, dikwijls met periodiek
en ander werk overladen schijnen, mag het geen verwondering
baren, dat ze menigmaal zeer geruimen tijd niet plaats vinden 1).
De artillerie moet wennen aan het bijzijn van, aan het geza
menlijk marcheeren met de andere wapens en voornamelijk ge
oefend worden in het uitvoeren van de bevelen, die haar ver
strekt worden door de brigade-commandanten (detachements
commandanten enz.)allen officieren niet van het wapen der
artillerie en die öf niet öf slechts terloops met de bereden ar
tillerie kennis maakten. Dat vooral het leeren begrijpen dier
bevelen niet eene overbodige oefening is, zal menig artillerist
met mij eens zijn, en zullen velen bij ervaring weten. Wij
hebben bij ons wapen dikwijls zulke eigenaardige uitdrukkingen,
dat het ons niet verwonderen mag, dat officieren, die buiten
het wapen staan ons niet altijd begrijpen en omgekeerd bleek
mij evenzeer, dat wij, artilleristen, niet altijd dezelfde opvat
ting hadden van de beteekenis der door andere officieren in
hunne opdrachten of bevelen gebezigde uitdrukkingen.
Dit kan alleen geweten worden aan te weinig contact, maar
dit is nog niet het ergste. Waar groote garnizoenen (Tjimahi,
Magelang, Malang) geheel verstoken zijn van hulpwapens, zal
het dan verwondering mogen wekken, dat de daar verblijfhou-
dende hoofdofficieren, geroepen voor de hoogere commando's,
niet vertrouwd zullen zijn met het gebruik der artillerie?
Wanneer men daar bij de oefeningen een batterij artillerie
markeert door middel van een luitenant met zes vlag en moordslag
dragende kromo's, dan schept men zich wel een alle terreinhin
dernissen negeerende artillerie, maar of men daardoor een juist
denkbeeld krijgt van de bezwaren aan de verplaatsing en het
1) Gelukkig schijnt hieraan een einde gekomen blijkens de in Augustus 1901 gehou
den manoeuvres.
Dl. II, 1902. 4