- 671
"van administratieve werkzaamheden, werd gevraagd, of het, ook als mid
del van bezuiniging niet de voorkeur verdient, geneeskundigen die geen
militair zijn, aan de hospitalen te verbinden.
Onder af deeling 114 De post is met f 100 000 verhoogd met het oog
op de noodzakelijkheid om de werving van Amboineezen en inlanders
krachtdadig te bevorderen. Gaarne ontving men nadere toelichting om
trent de redenen van die noodzakelijkheid. Opgemerkt werd, dat, gelijk
wordt vermeld ep bladz. 99 van het Koloniaal Verslag, bij de infanterie,
op ultimo 1901 tegenover eene vermindering der sterkte met 451 stond
eene vermindering der beschikbaren met 1866. Men maakte hieruit en
uit de aangevraagde verhooging op, dat indertijd niet ten onrechte door
sommige leden is opgekomen tegen ontijdige vermindering der legersterkte.
Onder af deeling 117. Herinnerd werd aan de opmerkingen, voorkomen
de op bladz. 3 van het Verslag eener Kamercommissie betreffende het
Verslaar der Indische Rekenkamer (Gedrukte Stukken 19011902, 97)
omtrent overtollige voorraden attila's en schoenen in de militaire maga
zijnen. Gevraagd werd, wat ten deze is verricht.
Onderaf deeling 127. Op bladz. 41 der Memorie van Antwoord betref
fende de begrooting voor 1901 werd medegedeeld, waarom de toen aan
gevraagde som van f 800 000 voor tijdelijke uitbreiding der legerforma-
tie niet te hoog werd geacht. Voor 1902 en 1903 is dezelfde som ge"
vraagd, niettegenstaande de voorgenomen reorganisatie tot stand kwam'
Gaarne wenschte men met betrekking tot de noodzakelijkheid om weder
dit bedrag uit te trekken eenige inlichting te ontvangen.
UITGAVEN IN NEDERLAND.
Hide AFDEELING.
Onderaf deeling 14. Enkele leden waren van oordeel, dat het aanbe"
veling verdient aan hooge ambtenaren, die om gezondheidsredenen naar
Nederland willen gaan en recht op pensioen hebben, geen verlof, maar
ontslag te geven, waardoor de moeielijkheden, welke herplaatsing van
zulke ambtenaren bij hun terugkeer in Indië veroorzaakt, vermeden wor
den. Anderen meenden, dat voor het scheppen van een uitzonderings
toestand voor niet scherp aangeduide gevallen niet de minste aanleiding
bestond.
Een der leden achtte het voorstel tot het geven van eene tegemoet
koming aan den ontslagen lste-luitenant Bosch niet gelukkig. Op 15
Mei 1901 (Handelingen bladz. 1831) nam de Kamer zonder hoofdelijke