NOTA.
In opvolging van artikel 26 van het Reglement van Orde voor de
Tweede Kamer, heb ik de eer aan de Commissie van Rapporteurs over
het wetsontwerp tot vaststelling der Begrooting van Nederlandsch-Indië
voor het dienstjaar 1903 (Gedrukte Stukken 1902 1903, No. 4) de vol
gende Nota aan te bieden
Onze Oost-Indische koloniën, en daarvan vooral het dichtbevolkte Java,
doorleven ernstige tijden. Een crisis is uitgebroken, lang te voorzien, meer
malen voorspeld, die millioenen inwoners tot ellende doemt en naar den
hongersnood drijft. Geen tijdelijke ramp is het die hen treft, doch chroni
sche verarming, die in diepe armoede dreigt te ontaarden. Het tijdperk
is dus nu aangebroken, waarin vroegere verwaarloozing zich wreekt, en
onze verantwoordelijkheid ons dwingt tot daden, ten einde de gevolgen
van ons plichtverzuim althans ten deele te herstellen. Een tijdstip van
kentering in onze koloniale politiek is aangebroken en de financieele quaes-
tie dringt zich op den voorgrond. Van zijne koloniën heeft Nederland in
al te ruime mate de lusten genoten; thans moeten de lasten worden ge
dragen, wat trouwens in onze eeuw het lot is van elke koloniale Mogendheid.
De Javaan verarmt! Dat is thans geen strijdpunt meer, maar een niet
langer te loochenen feit. Vele streken van dit groote eiland zijn overbe
volkt; jaarlijks vragen 500 000 nieuwe monden om voedselen de gronden,
uitgeput en uitgemergeld, brengen steeds minder voort, en als gewas rijst
van minder voedingswaarde. De meeste tot cultuur geschikte grond is
reeds in gebruik genomen; het aantal velden die mislukken wordt steeds
grooter, en de ontwoude berghellingen verstrekken steeds minder vrucht
baarmakend water, zoodat door gemis van bemesting vaak roofbouw wordt
gepleegd. Deze wreekt zich reeds door ziekten en kwalen bij allerlei ge
wassen; doet bet ploegvee verzwakken en het menschenras achteruitgaan
want de beschikbare hoeveelheid noodig voor elk gezin neemt jaarlijks af.
Onder dit volk van landbouwers neemt het aantal hezitloozen toe; de
met buitenlandsch kapitaal gedreven landbouw-industrie legt, door middel
van huur-overeenkomsten, beslag op een steeds grooter oppervlak van voor
den inlandschen akkerbouw bestemde velden, en zoo ontstaat in de Javaan-
sche samenleving een telken jare aangroeiend proletariaat, eene klasse van