66
dus ook belemmert de volle ontwikkeling en aanwending zijner
krachten.
Hoe onverstandig dan om aan de zelfstandigheid der officieren
te tornenom niet reeds in de lagere rangen aan ieder een be
paald terrein aan te wijzen, waarop hij, binnen zekere grenzen,
geheel zich zelf kan geven aan den dienst. Waar hij ongestoord
kan arbeiden naar zijn aanleg, poten, kweeken en zaaien. Om
ten slotte het resultaat zijner werkzaamheden aan den superieur
te vertoonen en dezen gelegenheid te schenken omtrent zijn per
soon, zijn karakter, zijn vermogens een juist denkbeeld te vormen.
Doet men dat?
Is het ook niet bij ons regel, dat, wat de Afd. comm. als zijn
zienswijze aangeeft, imperatief wordt voor de gansche afdeeling,
ook waar het voorschrift vrije toepassing van inzichten ver
oorlooft?
Wordt ook bij ons niet de luitenant onmondig gehouden door
zijn kapiteindeze weer door zijn bat. comm.de laatste op zijn
beurt door diens chef?, Etc.
Staat bij ons niet model hooger genoteerd dan eigen vinding
Let eens op bij een inspectie, of men in het garnizoen niet in
den regel beter op de hoogte is van de sedert jaar en dag in
geslopen usancesdan van de voorschriftenIk heb in mijn
tijd waarlijk genoeg geleden van de na- apingszucht, waaraan ik
weigerde te offeren en die mij wel eens in conflict heeft gebracht
met een of andere autoriteit. Zoo ge wilt zal ik u die gevallen
gaarne opnoemen.
En wreekt zich dat alles niet te velde Ook dat kan ik bewijzen
uit mijn eigen ervaring. Het wreekte zich in den vorm van
veel meer gewonden en dooden dan noodig waren; in geen of
onvolledig succes. Wreekt zich het niet in de slecht geredigeer
de opstellen, rapporten, voorstellen en adviezen, die het Dep. op
vraagt, en die maar al te dikwijls het karakter dragen van on
beholpenheid, dikwerf ook van naschrijverij en beuzeling?
Wat nu gedaan wordt om het zelf-denken en zelf-handelen
tegen te gaan (en dat is een feit) heet karakter verstikking en
lijkt, om een beeld te gebruiken, op zijn kapitaal in een kist leg
gen, instede van het op rente uit te zetten.
Het kweekt moedeloozen, waarmede het kwaad vechten op