77 Controle dier passen in de gampoengs mag slechts plaats hebben als het civiel bestuur daartoe het verzoek heeft gedaan en moet dan nog met overleg en vermijding van ruwheid geschieden. Het voortdurend aanroepen van menschen, die men tegenkomt of die aan den veldarbeid zijn is verboden alleen als op een troep geschoten wordt, dan wel volgens bericht eene vijandelijke bende aanwezig is, mag een colonne- of patrouille commandant uit eigen beweging ter contröleering de passen ter inzage vragen, waarbij tegen ruwheid van ondergeschikten streng moet worden gewaakt. 16. Yan zonsondergang tot zonsopgang moet een ieder, die zich buiten de gampoengs beweegt, van licht voorzien zijn. Overtreders van deze bepaling worden aangehouden; bij verzet of po ging tot ontvluchten worden zij als vijanden behandeld. 17. Onderhandelingen met den Pretendent-Soeltan of met andere vijan dige hoofden zijn verboden. Hezen behooren zich onvoorwaardelijk te onderwerpen en zoolang zij zulks niet doen, is slechts één gedragslijn tegenover hen aangewezen te trachten zich van ben meester te maken. 18. Indien colonnes of patrouilles de Gajolanden. of de Alaslanden bezoeken, zullen zij steeds door een der civiele ambtenaren of besturende officieren worden vergezeld. In die landen behoort het gebruik der wapens tot de strikte noodza kelijkheid te worden beperkt, d. w. z. dat zulks alleen mag plaats hebben als van de zijde der bevolking vijandelijkheden worden gepleegd en dan ook alleen daar, waar zulks geschiedt; zoodat ondervonden vijandelij khe- heden in een bepaalde streek geen aanleiding mogen geven tot geweldda dig optreden onzerzijds in een ander gedeelte van het gebied. 19. Alle voor Atjeh vastgestelde bepalingen omtrent onze gedragingen ten opzichte van eigendommen der bewoners moeten ook stipte!ijk worden nageleefd bij tochten in de Gajo- of Alaslanden; alleen wordt aangestipt: a. dat het voor Atjeh geldend verbod betreffende ladangbouw in het gebergte niet geldt voor deze berglanden; alinea b. dat van alles, wat eventueel voor onderhoud van troepen en trein wordt genomen in streken, waaruit hoofden en bevolking gevlucht zijn, aanteekening moet worden gehouden, opdat later nog betaling kunne volgen, en alinea c. dat vernieling van buiten de gampoeng of woonplaatsen verborgen voorraden niet mag plaats hebben. Buitgemaakte wapens. 20. Blanke wapens, die buitgemaakt worden, moeten door de colonne- of patrouille-commandanten vernietigd worden, tenzij zij eene bijzondere beteekenis of waarde hebben, in welk geval er mede gehandeld wordt las sub 21 voor geweren aangegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 95